Loretta Schrijver: 'Wég zijn de sprookjes en de simche'
Loretta Schrijver doet haar naam eer aan en schrijft maandelijks een column voor Nouveau. Deze maand: de donkere dagen voor kerst, die nu ineens nog donkerder lijken.
Als u dit leest, is het december, de maand van de lichtjes, de maand van kerst en van oud en nieuw. Mijn vader zei altijd in het Jiddisch: ‘Wo licht is, is simche.’ Ofwel: ‘Waar licht is, is vreugde.’ Zou ik daarom zoveel lampjes in huis hebben en daarom zo’n hekel hebben aan de donkere dagen voor kerst? Sowieso aan donkere dagen?
Kerst
Kerst heeft iets sprookjesachtig. En hoewel ik tot ver in de puberteit sprookjesboeken heb gelezen, heb ik niet heel veel met kerst. Dat komt niet door mij, maar door de mensen met wie ik kerst had willen vieren. Die wilden dat niet. Vroeger niet, toen ik nog bij mijn ouders woonde. Nooit was er een kerstboom in huis. En mijn man vindt het maar ‘nep’. Toch heb ik vaak wél een prettige kerst gehad. Bij het nieuws werkte ik altijd heel fijn tijdens die dagen. Een speciaal sfeertje had het, vooral tijdens de gezamenlijke maaltijd. En bij Koffietijd werd er nog een tandje extra bijgezet waar het de gezelligheid rond de feestdagen betrof. Waarop ik dan weer quasi mijn kont tegen de (kerst)krib(be) gooide en het allemaal veel te veel vond, terwijl ik er stiekem wel plezier aan beleefde.
'Jodenjacht'
En nu is er ineens een nare barst in deze column gekomen. Ik wilde hem wijden aan het kerstgevoel, aan de sprookjeswereld waar ik als kind zo in geloofde en aan de sprookjeswereld die nu op mijn achtenzestigste reallife aan mij voorbijtrekt. En wel bij The Masked Singer. De prachtige pakken en hun bijzondere karakters, de mooiste stemmen, de onverwachte onthullingen, de totale show die echt over the top is! Want volgens mij is het ‘The Best Show on Earth’. Maar ik kan het niet. Ik leef nu in de eerste week van november. En een paar nachten geleden vond er in Amsterdam een zogeheten ‘Jodenjacht’ plaats. Hoe kan ik nou over sprookjes en The Masked Singer schrijven terwijl het échte leven zó dichtbij komt dat ik het bijna niet kan bevatten.
Dat ik overweeg of ik dat zinnetje over mijn vaders simche en vreugde maar weg zal laten. Dat ik blij ben dat mijn ouders dit niet meer hoeven mee te maken. En dat ik me schaam. Tegenover wie? Ik weet ’t niet. Ik schaam me diep voor het Mokum (wat in ’t Jiddisch ‘veilige haven’ betekent) van nu. Mijn Amsterdam, door burgemeester Van der Laan nog zo liefkozend ‘de lieve stad’ genoemd, is niet meer. Het Amsterdam met het handjevol jidden dat de Tweede Wereldoorlog had overleefd, en dat er toch weer met elkaar een feestje van maakte, samen met mijn lieve papa Maxie.
Ik huil vanbinnen, om wat er gebeurt, om het gemis. Wég zijn de sprookjes en de simche. Ik hoop zo dat de zwarte nacht van Amsterdam, en de donkere dagen, ooit nog de weg naar ‘verlichting’ vinden.
- Yoek