Na het overlijden van haar vader realiseert ROOS (51) zich dat ze in haar streven de ideale dochter te zijn vergeten is om haar eigen leven te leiden.
Rouwen
‘Vier wrakken waren we, mijn broers, zus en ik, op de begrafenis van onze vader, die drie jaar na de dood van onze moeder plotseling was overleden. We hadden het niet zien aankomen, de schok was groot. Vooral mijn dertien jaar oudere zus had het moeilijk. Als iemand haar aansprak, kon ze nauwelijks reageren. Telkens barstte ze al na een paar woorden weer in hevig snikken uit. Mijn broers stonden erbij als zombies. De anders zo trotse en energieke mannen leken ineens twintig jaar ouder. Als je niet beter zou weten, zou je ons voor de treurende kinderen van een innig geliefde vader houden. Maar zo simpel lag het bij ons niet. Het verlies van onze vader was dan wel de aanleiding van onze tranen, maar de reden was het niet. En om het nog gecompliceerder te maken: mijn verdriet had een heel andere grondslag dan dat van mijn zus en broers.
Dat ik er anders in stond, was op zich niet raar; als nakomertje heb ik een totaal andere geschiedenis met mijn ouders dan mijn broers en zus. Mijn jeugd bestaat eigenlijk uit twee periodes: die vóór mijn broers en zus het huis uit waren en die erna. In de eerste periode was ik voor mijn gevoel vrijwel onzichtbaar voor mijn ouders. Ik kreeg van hen de broodnodige zorg, maar daar hield het wel zo’n beetje mee op. Verder werden ze volledig in beslag genomen door de oudere kinderen. Mijn zus was al aan het puberen toen ik geboren werd. Dat ging er bepaald niet zachtzinnig aan toe. Mijn allereerste herinneringen zijn die van haar gegil, geschreeuw van mijn vader, af en toe een harde klap, nog meer gegil, dichtslaande deuren. Ik was altijd een beetje bang als mijn zus thuis was, want ik wist dat het drama zich dan op elk moment opnieuw zou kunnen afspelen. In mijn ogen was mijn zus de bad guy. Zij bezorgde mijn ouders verdriet en stress. Dat zag ik met eigen ogen, want als mijn zus weer eens huilend het huis uit was gestormd, zaten zij vaak lang verslagen aan de keukentafel. Ik had medelijden met ze en wilde ze opvrolijken, maar ik wist niet zo goed hoe.
Aandacht
Ik was blij toen mijn zus, pas zeventien jaar oud, uit huis ging. Ik begreep alleen niet dat mijn ouders niet net zo blij waren. Ze leken zelfs bezorgder dan daarvoor. Ze hadden het alléén nog maar over haar. Over haar vriendjes, haar huis, haar studie. Niets was goed. Wat ze ook deed, welke beslissing ze ook nam, het was allemaal reden voor bezorgdheid en gemopper. Dat mijn ouders het ook weleens mis zouden kunnen hebben, kwam natuurlijk niet in mijn kinderbrein op. Geleidelijk aan verschoof de ouderlijke aandacht van mijn zus naar mijn broers. Nou, dat hebben ze geweten. Mijn broers hadden in de fase waarin ze intussen waren beland totaal geen behoefte meer aan sturing, die wisten precies wat ze wilden: feesten en – uiteindelijk – rijk worden. Met het laatste hadden mijn ouders geen moeite, vermoed ik, maar met de manier waarop mijn broers dat dachten te bereiken wel – om over het eerste nog maar te zwijgen. Mijn broers waren niet opstandig zoals mijn zus, zij trokken zich gewoon niets van hun ouders aan. Hoe streng mijn vader ze ook toesprak, welke strafmaatregelen hij ook instelde, het ketste allemaal af op complete onverschilligheid. Het enige wat er nog aan ontbrak was dat ze hem recht in z’n gezicht uitlachten.
Ik vond het allemaal verschrikkelijk zielig voor mijn vader. En ook voor mijn moeder, die amechtig probeerde het de jongens naar de zin te maken en ze tot rede te brengen. Het hielp allemaal niets, mijn broers waren totaal gespeend van fijngevoeligheid. Ze deden er iets langer over om het huis te verlaten, maar toen het eindelijk zo ver was, dacht ik, meer onbewust dan bewust: nu is het mijn beurt! En gelukkig was dat ook het geval. Als ik terugdenk aan die tijd, is het net alsof toen voor mij de zon begon te schijnen. Niet alleen was de dreiging van ruzie weg, ook mocht ik ineens ervaren hoe het is om gezien te worden, om overstelpt te worden met onverdeelde liefde en aandacht. Als een zwerfkat die eindelijk een huis gevonden had, liet ik het me heerlijk welgevallen. Ik liep over van behaagzucht. De hele dag liep ik te pleasen. Ik was grenzeloos. Mijn ouders ook. Ik was hun laatste hoop. Als het met mij mislukte, zou hun hele leven zijn mislukt. Ik had een grote verantwoordelijkheid.
Verwachtingen
Hoe groot die op mijn leven heeft gedrukt, voelde ik heel helder tijdens de begrafenis van mijn vader, toen de noodzaak om aan zijn verwachtingen te voldoen letterlijk was weggevallen. Waar mijn broers en zus vooral huilden over hun onvermogen om over het verleden heen te stappen en in het reine te komen met hun ouders, huilde ik om mijn leven, dat ik was vergeten te leven, alleen maar omdat ik zo druk was met wat mijn ouders wilden, vonden en naar mijn idee nodig hadden. Zo was mijn sociale leven altijd zeer beperkt. Als student ging ik bijvoorbeeld elk weekend naar huis, omdat mijn ouders daarop rekenden en ik me schuldig voelde als ze alleen zaten. Dat had natuurlijk niet hoeven te betekenen dat ik geen vrienden kon maken. Maar op de een of andere manier heb ik daar toch niet in geïnvesteerd. Ik hield mezelf denk ik onbewust beschikbaar voor mijn ouders. Wat goed uitkwam tijdens het ziekbed van mijn moeder en de jaren na haar overlijden, toen mijn vader in zowel emotionele als praktische zin niet zonder mij kon.
Relaties? Ik begon er niet eens aan, want bij iedere mogelijke kandidaat hoorde ik weer de vernietigende kritiek die ze op elke partner van mijn zus hadden geuit: ‘Die jongen komt uit zo’n ander milieu, dat werkt toch niet?’ Of: ‘Heb je gezien wat hij aanheeft? Zulke troep vind je niet eens bij de kringloop!’ Of, giftiger nog: ‘Ik weet het niet hoor: hij is me net iets té knap, té succesvol, nee, die jongen is voor geen meter te vertrouwen.
Vrij
Eén lange liefdesaffaire heb ik gehad, met een getrouwde man, want de kans dat ik die ooit aan mijn ouders zou hoeven voorstellen was nihil. Werk? De baan die ik vijftien jaar lang heb gehad, maakte mijn ouders trots. Hoewel ik het vreselijk gênant vond als mijn moeder op familiefeestjes hoog stond op te geven over mijn promoties – soms zelfs over de bijbehorende salarissprongen – was ik stiekem ook in mijn nopjes dat ik de rol van perfecte dochter zo goed vervulde. Dat het werk eigenlijk helemaal niet bij mij paste, negeerde ik – totdat ik het vanwege een burn-out op moest geven. O, wat voelde ik me mislukt! Mijn ouders deden hun uiterste best mij te steunen, maar ik voelde hun diepe teleurstelling op een kilometer afstand. Het was de donkerste periode van mijn leven. Godzijdank heb ik met de hulp van een goede therapeut daarna wel keuzes gemaakt die meer in overeenstemming waren met mijn persoonlijkheid, maar écht voor mezelf kiezen kon ik niet, wilde ik niet, durfde ik niet. Ik heb het er tijdens de begrafenis allemaal uitgehuild. Dat werkte bevrijdend. Zo zeer zelfs dat ik me op een gegeven moment realiseerde dat mijn tranen van verdriet naadloos waren overgegaan in tranen van opluchting. Voor mijn broers en zus kwam de spijt te laat. Voor hen viel er niets meer uit te spreken en goed te maken. Mijn spijt daarentegen was niet het einde, maar juist een begin. Ik kon ook niets meer terugdraaien, maar ik kon wel nieuwe kansen creëren én die nu zonder voorbehoud benutten. Ik was eindelijk vrij.’
De naam in dit artikel is gefingeerd.
- Adobe Stock