‘We noemen onszelf de ‘first wives club’. Een geintje, omdat onze privélevens zo ongeveer dezelfde route hebben gevolgd. Allemaal getrouwd rond ons dertigste en allemaal weer gescheiden toen onze kinderen op de basisschool zaten. (Bijna) alle exen al snel, in sommige gevallen zelfs al vóór de scheiding, een tweede leg met een jongere vrouw. En wij, met veel vallen en opstaan, onszelf opnieuw uitgevonden. Van een groepje schoolpleinmoeders werden we hechte vriendinnen. Al bijna vijftien jaar lang lachen we samen, huilen we samen, vertellen we elkaar werkelijk alles en steunen we elkaar door dik en dun. Klinkt mooi hè? Het probleem is dat ik het eigenlijk helemaal niet zo mooi meer vind.
Ongemak
Het is lastig aan te geven wanneer mijn ongemak is ontstaan. Was het iets wat al een tijdje sluimerde of zijn mijn ogen pas opengegaan nadat ik Gerard had leren kennen? Zoals in elke vriendschap waren er natuurlijk weleens irritaties over en weer. We oordelen niet, zeggen we altijd, maar we steken onze mening zelden onder stoelen of banken. In de loop der jaren is er zo een soort gedragscode tussen ons ontstaan. Onbewust hebben we kaders geschapen. Alles wat er binnen valt, vinden we heel gewoon, maar alles erbuiten vinden we gek. En in die loop der jaren zijn de kaders veranderd. Hier en daar zijn ze behoorlijk opgerekt, maar op andere vlakken juist enorm vernauwd. Ik denk dat daar mijn onbehagen vandaan komt. Ik vind mijn vriendinnen kleingeestig geworden en tegelijkertijd ook vreselijk decadent.
Oude bekende
Van die decadentie was ik me trouwens wel bewust. En mijn vriendinnen ook. Maar het stoorde ons niet. Sterker nog, we gaven ons er onbekommerd aan over. We hadden immers de tijd, de mogelijkheden en het geld, waarom zouden we daar niet van genieten? Toch begon het bij mij op een gegeven moment te knagen. Speelde mijn calvinistische opvoeding op? Of was het een verlangen naar zingeving dat zich met het ouder worden openbaarde? Was ik klaar met het lichthartige leven van proseccomoment naar proseccomoment?
Min of meer onbewust was ik dus al iets kritischer naar ons clubje gaan kijken. En toen kwam daar die ongevoelige en bekrompen reactie op mijn verhalen over Gerard. Ik had Gerard ontmoet bij een reünie van mijn middelbare school. We hadden nooit bij elkaar in de klas gezeten, maar ik wist donders goed wie hij was. Jarenlang had ik hem van een afstandje aanbeden. Die lange, serieuze jongen, altijd in een lange zwarte jas gekleed, de haren zwart geverfd, die in de pauzes steevast naar buiten ging om te roken met zijn alternatieve vrienden. Ik was ervan overtuigd dat hij mij niet zag staan, dus ik was helemaal van m’n à propos toen hij naar me toekwam en mijn naam bleek te kennen. Na de eerste onhandige begroeting bekeek hij me aandachtig. ‘Je ziet eruit als een rijke dame,’ zei hij. Het was een constatering, geen waardeoordeel, maar toch had ik het gevoel dat ik naar links werd geswipet, want tja, wat zou een man als Gerard willen met zo’n verwende vrouw? Hij zag mijn beteuterde gezicht. ‘Maar dat is geen misdaad hoor,’ zei hij lachend. Dat klonk zo lief dat ik smolt.
'Was ik klaar met het lichthartige leven van wijn moment naar wijn moment?'
Carpe diem
We raakten in een heel fijn gesprek verwikkeld. Hij stelde veel vragen, terwijl hij veel interessantere dingen te vertellen had. Over zijn werk voor een ngo en de conflictgebieden waar hij regelmatig naartoe werd gestuurd. Er ging een wereld voor me open. Maar ook voelde ik heel sterk het contrast tussen zijn wereld en die van mij. En op de een of andere manier riep dat schaamte op. Mijn leven voelde ineens zo oppervlakkig en egoïstisch. Ik besloot het in de groep te gooien. Met mijn vriendinnen besprak ik immers altijd alles. Maar dat ging dus niet helemaal zoals ik had verwacht. ‘Waarvoor zou jij je moeten schamen?’ zei vriendin A. ‘Omdat jij het goed hebt en de mensen in die landen niet? Daar kun jij toch niets aan doen?’ ‘Ja, nou,’ zei ik, ‘het voelt gewoon onrechtvaardig. Wij hebben alles wat ons hartje begeert en we denken er niet eens bij na.’ ‘Ja, goed idee,’ zei vriendin B sarcastisch, ‘laten we onszelf lekker de put in praten. Daar hebben we wat aan.’ Om er nog aan toe te voegen dat het in ieder geval duidelijk was dat Gerard geen man voor mij was. ‘Hoezo?’ vroeg ik. ‘Je wil toch niet steeds met een schuldgevoel opgescheept worden?’ zei ze lachend. Vervolgens pakte ze haar glas en zei: ‘Carpe diem!’
Van lieverlee deed ik maar mee met de toost, maar ik was zó teleurgesteld. Hoe kon het dat mijn vriendinnen dit niet begrepen? Was het een gebrek aan empathie? Of was het angst? Voelden ze zich bedreigd in hun comfortabele luxeleventje? Wat het ook was, het zat me helemaal niet lekker. Misschien hadden ze gelijk, maar dat gelijk was dan wel heel cynisch en koud.
Vriendinnen kwijt
Waar ze in elk geval géén gelijk in hadden, was dat Gerard geen geschikte man voor mij was. Hij bleek juist de ideale man! Na de reünie hadden we heel leuk appcontact en al snel zagen we elkaar weer. Inmiddels is het een paar maanden dik aan tussen ons. Mijn vriendinnen zijn daar niet van op de hoogte. Ze hebben er ook niet naar gevraagd, ze gingen er denk ik vanuit dat ik hem toch nooit meer zou zien. Ik vind het prima zo, want ik heb absoluut geen zin meer in hun commentaar. Sowieso merk ik dat ik nog maar weinig zin heb om met ze af te spreken. Mijn blik op hen is gekanteld. Niet alleen door hun botte reactie van toen, maar ook door Gerard, door zijn oprechte verbazing wanneer ik dingen over ons clubje vertel. Over de esthetische ingrepen bijvoorbeeld die voor mijn vriendinnen net zo normaal zijn als een knipbeurt bij de kapper of een voetbehandeling bij de pedicure.
Ik heb hem net zo lang proberen uit te leggen waarom die al dat geld waard zijn tot ik het zelf niet meer geloofde. Verbluft was hij ook toen ik vertelde over het exuberante 21 diner van de dochter van een van mijn vriendinnen. ‘En dat is een ding tegenwoordig? Doen al die meiden dat?’ vroeg hij. Gegeneerd moest ik hem bekennen dat dit waarschijnlijk alleen het geval was in ‘onze kringen’. En van de uitnodiging voor het huwelijk van de zoon van een vriendin snapte hij helemaal niets. ‘Op Bali?’ zei hij confuus. ‘Is zijn vriendin Indonesisch dan?’ ‘Nee,’ legde ik uit, ‘ze vinden dat gewoon een romantische locatie.’ ‘En dan moet jij daarnaartoe. Betalen zij dat voor je?’ ‘Nee,’ zei ik, ‘dat moet ik zelf doen.’
Het heeft nog een hele tijd geduurd voordat zijn wenkbrauwen uit de frons waren. Oordelen doet Gerard niet. Hij is gewoon broodnuchter. En dat heeft mij zodanig ontnuchterd dat ik moet uitkijken dat ik zelf niet ga oordelen. Het is al ingewikkeld genoeg te merken dat ik nauwelijks nog behoefte heb om mijn oude vriendinnen te zien. En dat ik me, als ik wel weer een keer met ze heb afgesproken, kapot erger aan hun praatjes. Tja, een liefde rijker, maar een aantal vriendinnen armer. Ik vrees dat het daar uiteindelijk op neer gaat komen.’
De naam in dit artikel is gefingeerd.
- Adobe Stock