‘Het gesprek met je ouders is misschien wel het belangrijkste gesprek van je hele leven,’ zegt prof. dr. René Diekstra. Hij schreef er een boek over, In gesprek met je ouders. Het begon allemaal een paar jaar geleden, toen hij in de krant waarvan hij nog altijd columnist is twee stukken schreef over dit onderwerp.
Vragen stellen
In de maanden erna kwamen daar zo’n zesduizend reacties op. Dan heb je dus duidelijk iets belangrijks aangeboord, iets wat veel mensen herkennen. Dus kwam er een vervolg: het project In gesprek met je ouders, een handleiding op internet met een aantal belangrijke vragen en onlangs dus een boek. Wat waarschijnlijk bijdroeg aan die grote belangstelling was de coronatijd. Mensen zaten gedwongen thuis, zonder werk of andere afleiding buitenshuis en zonder de mogelijkheid anderen te ontmoeten. Ook werden ze meer dan ooit geconfronteerd met de eindigheid van het leven en met de dood, omdat covid in veel gevallen een zeer ernstige ziekte bleek te zijn. Inmiddels heeft het leven zijn normale gang weer hernomen, maar de belangstelling voor het onderwerp is er nog steeds. ‘Maandelijks krijg ik er nog altijd een tiental vragen over,’ aldus Diekstra. Vragenstellers kan hij nu verwijzen naar zijn boek, waarin alle belangrijke onderwerpen te vinden zijn die je met je ouders zou moeten bespreken.
Wat zijn de belangrijkste vragen waarmee mensen zitten? ‘Cruciaal is: was ik een gewenst kind? Veel mensen blijken dat niet te weten, ze twijfelen er vaak aan, wat natuurlijk verdrietig is. Mensen worden daar nog heel emotioneel over, vooral als ze het niet meer kunnen vragen. Een volgende vraag is: wat bracht jullie ertoe kinderen te willen, was dat een bewuste beslissing? Wat mensen ook nog heel graag van hun ouders willen weten is hoe zij omgingen met sterfelijkheid en een naderend einde.’
Waarom is het zo belangrijk om je ouders bepaalde vragen te stellen? ‘We zijn allemaal voortgekomen uit onze ouders. Dus hoe meer je weet over waar je vandaan komt, hoe meer je begrijpt van jezelf. Je ouders hebben, bij wijze van spreken, de greppel gegraven waarin ook jij terecht bent gekomen en vanwaaruit ook jouw leven zich ontwikkelt. In bepaalde opzichten, en misschien ongewild, lijkt jouw leven toch op dat van je ouders en deel je vaak dezelfde inzichten en principes. Dat beseffen maakt het begrip voor jezelf groter. Hoe beter je je eigen geschiedenis kent, hoe beter je jezelf kent. Een heel belangrijk effect is ook dat je oordeel genuanceerder en minder negatief wordt als je meer van iets of iemand weet. Dus ook het oordeel over je ouders en jezelf wordt genuanceerder en minder veroordelend. Je neemt afscheid van je absolutisme. Ik merk dat mensen gemakkelijker met zichzelf in gesprek gaan als ze dat eerder met ouders, broers of zussen hebben gedaan. Ik zeg vaak: soms moet je eerst naar buiten toe voordat je naar binnen kunt gaan.’
Gesprek
Hoe laat je zo’n gesprek met je ouders zo goed mogelijk verlopen? ’Stel de vragen in ieder geval niet aan beide ouders tegelijk, maar praat met ieder afzonderlijk. Oefen nooit druk op hen uit. Als ze niet toe zijn aan zo’n door jou gewenst gesprek, dwing ze niet. Wacht rustig af. Je hebt het gevraagd en die vraag blijft zeker hangen, de kans is groot dat ze er later toch op terugkomen en het gesprek alsnog ontstaat. Als je vader en moeder heel verschillende antwoorden blijken te geven op dezelfde vragen, confronteer ze daar dan niet mee. Gewoon aanhoren. Ook tijdens het gesprek niet aandringen op een antwoord als ze aarzelen. Het zijn vaak heel persoonlijke en moeilijke vragen, dus nooit dwingen. Het is goed om met gemakkelijke vragen te beginnen, over hun afkomst, jeugd, woonplaats, gezinssamenstelling, school, beroep, werk, loopbaan, hobby’s. Later komen dan vragen over relaties, het hebben van kinderen, een eventuele scheiding, gezondheid, vroeger en nu, zowel psychisch als lichamelijk en over verlies, geluk en bijzondere ervaringen.’
'Je leert jezelf veel beter kennen door vragen te stellen aan je ouders'
Wat als beide ouders overleden zijn? Is er dan nog een mogelijkheid iets over hun leven en opvattingen te weten te komen? ‘Dat is natuurlijk een stuk moeilijker, maar vaak is er toch nog wel iets van hen over, een soort psychologisch-emotionele erfenis, misschien zijn er dagboeken of brieven. Ook kan het heel goed dat er nog ooms, tantes, neven of nichten zijn die je ouders gekend hebben en die daarover bevraagd kunnen worden. Ook een goede mogelijkheid is met je eigen broers en zusters gaan praten. Kinderen hebben allemaal een eigen visie op de ouders, die heel verschillend kan zijn, maar daardoor ook heel verhelderend. Ieders oordeel wordt daardoor genuanceerder. Het werkt vaak heel geruststellend om te zien wat je gemeenschappelijk hebt en waarin je van mening verschilt over je ouders. Ook in therapie, ik doe er nog zo’n vier per week, is best nog iets mogelijk met betrekking tot de vragen die je aan je overleden ouders zou willen stellen.’
Onlangs had Diekstra een verrassende ervaring op dit gebied. ‘Er meldde zich bij mij een echtpaar, beiden zeventigers. Ze wilden graag het gesprek op gang brengen met hun drie dochters. Ze hadden het voorgesteld, maar eigenlijk had niemand interesse. Geen tijd, geen zin en één dochter reageerde helemaal niet op de vraag van haar ouders. Na een tijdje werd er een huwelijksjubileum van de ouders gevierd. Ergens in een Brabants bungalowpark. Alle kinderen en kleinkinderen waren erbij. Halverwege gingen de deuren open en werden er schermen zichtbaar, waarop de vragen uit mijn boek stonden. Dit bleek georganiseerd te zijn door de dochter die eerder niet gereageerd had op de vraag van haar ouders. Ter plekke kwam er toen een gesprek op gang met alle aanwezigen en na afloop vertelde het ouderpaar mij dat het een zeer emotionele gebeurtenis werd. De grootvader meldde mij na een tijdje, zeer verheugd, dat het de band tussen ouders, kinderen en kleinkinderen sterk verbeterd had. Dat is wat ik vaak terughoor. Waar volwassen kinderen en hun ouders op deze manier met elkaar in gesprek zijn gegaan, verbetert het onderlinge emotionele en relationele klimaat. Niet voor even, maar voor langere tijd.’
Hebt u het zelf goed gedaan met uw ouders? ‘Nee, totaal niet. Aan beiden heb ik eigenlijk nooit iets gevraagd. Dat was niet aan de orde in de jaren zeventig, toen ik er de leeftijd voor had. Het hielp ook niet dat ik uit een groot gezin met elf kinderen kom, waar sowieso geen tijd en gelegenheid was voor een rustig gesprek. Na de dood van mijn ouders ben ik via familie en anderen toch nog wel het een en ander over hen te weten gekomen, gelukkig. Zo heb ik ze in sommige opzichten toch beter leren begrijpen.’ Dat er ook na de dood van een ouder nog iets gedaan kan worden met een onbeantwoorde vraag van een kind, merkte ik zelf, toen ik als vijfentwintigjarige in therapie zat omdat ik overspannen was. Ik werkte inmiddels al een paar jaar als eerste vrouwelijke journalist op een krantenredactie. Mijn vader was overleden toen ik elf was, een trauma voor mij als typisch vaderskind. Tijdens een sessie vroeg mijn therapeut, met wie ik al vaak en lang had gepraat over mijn overleden vader, opeens: ‘Wat zou je hem nog graag willen vragen?’ Na enig nadenken zei ik: ‘Heit (wij kwamen uit Friesland), doe ik het eigenlijk wel goed?’ Toen zei de therapeut: ‘En wat zou zijn antwoord zijn, denk je?’ Na lang nadenken antwoordde ik: ‘Ja hoor, kind.’ Een antwoord van mij aan mijzelf. Maar hij zou er vast mee ingestemd hebben.'
- Cisca Dresselhuys
- NL Beeld