Maria Goos gaat elke maand in Nouveau in gesprek met een spraakmakende vrouw. Zoals Sonja Barend. Veertig jaar lang vroeg ze met succes mensen het hemd van het lijf, maar brandende vragen over haar eigen familiegeschiedenis bleven onbeantwoord...
Koningin van de talkshow Sonja Barend (77) praat over dat ene antwoord dat haar leven bepaalde en blikt terug op haar carrière.
Als de bloemenman hoort dat het boeket voor Sonja Barend is, zegt hij: 'Dan gaan ik er es effe mijn best aan doen.' En dat doet ie. Want het is voor Sonja. Ze heeft zo’n jaartje of veertig televisie gemaakt. Naar haar legendarische praatprogramma’s keken vijf miljoen mensen.
Ik was zestien toen ik haar voor het eerst op de televisie zag. Een mooie, goed geklede, vrije, onverschrokken vrouw, begin dertig. Ze had een manier van interviewen die ik nog niet kende. Geen onderwerp werd geschuwd, geen vraag werd vermeden en toch bleef het altijd beschaafd en hadden haar programma’s de sfeer van een familiebijeenkomst.
En nu mag ik haar interviewen.
Ze wilde het graag bij haar thuis, zonder styliste, zonder uitgebreide visagie en met Sacha de Boer als fotografe. Als ze opendoet, kijken we elkaar stralend aan zonder iets te zeggen. Ze ziet er weer prachtig uit: hakjes, mooi jasje, opgestoken haar. Ik mag bij de open haard zitten.
Ik kijk naar Sonja, die gebiologeerd naar het espressoapparaat staat te kijken. Elke keer als ze er een tinnetje in gooit, doet ze een stapje achteruit, alsof ze bang is dat het ding zal ontploffen. Het duurt even voordat er ook daadwerkelijk koffie uit het apparaat komt.
'En dan moet je weten dat ik dit gisteravond nog geoefend heb,' zegt ze met die zo karakteristieke stem.
Na het lezen van haar boek wist ik het al, maar nu zie ik het ook: het icoon blijkt een mens.
Jij bent de vrouw die Nederland aan het praten heeft gekregen. Maar uit je biografie blijkt dat dat je niet is gelukt met je eigen moeder.
Sonja: ‘Ik heb daar echt lang over nagedacht en het mezelf ook heel erg verweten. Hoe is het mogelijk dat ik zonder uitzondering elke maandagavond bij mijn moeder was en dat ik toch niet gezegd heb: “Mam, moet je luisteren, wij moeten nu samen echt een gesprek voeren, want ik wil een aantal dingen weten.”
Hoe stom kun je zijn? Het is idioot. Hoe verzin je het dat iemand die veertig jaar lang haar brood verdient met het stellen van vragen, tegen wie mensen nu nóg bij de tramhalte spontaan hun verhaal beginnen te vertellen, niet uit haar moeder krijgt wat haar eigen familiegeschiedenis is? Als ik al eens een poging deed, dan stopte het altijd met: “Ach kind, dat is zo lang geleden.”’
In 1942 was Sonja twee jaar. Ze had een joodse vader. Op een dag, nog voor de tijd dat de razzia’s begonnen, stonden er twee mannen voor de deur die aan Sonja’s moeder vroegen of haar vader thuis was. Ze zei ‘ja’.
In de laatste maand dat haar vader in Auschwitz zat, heeft Sonja’s moeder zich officieel van haar man laten scheiden op basis van zijn vermeende promiscuïteit. Ze had toen inmiddels een relatie met de man van wie Sonja lang heeft gedacht dat het haar echte vader was.
Jij zat inmiddels bij familie waar je tot 1947 zou blijven. Je hebt uit het tweede huwelijk van je moeder twee halfbroers. Dat is zo ongeveer wat je stukje bij beetje te weten bent gekomen, maar er zijn ook veel vragen onbeantwoord gebleven.
‘Ik denk dat ik, waarschijnlijk onbewust van wat ik langzaam te weten kwam, mijn moeder niet heb willen beschuldigen. Daarom was het ook zo moeilijk om met haar te praten; omdat ik me realiseerde hoe pijnlijk het voor haar moest zijn. Ze zei niet voor niets altijd: “Ik weet het allemaal niet meer.”
En sommige dingen kon ik niet meer vragen omdat ze toen al dood was. De officiële reden van de echtscheiding, bijvoorbeeld, ontdekte ik pas tijdens de zoektocht voor mijn boek in een archief in Haarlem. Zij had mij gewoon een aantal dingen moeten vertellen over mijn vader, zijn achtergrond, hun verstandhouding.’
Je hebt ook geen beeld van hoe je vader was.
‘Nee. Als ik ernaar vroeg, zei ze: “Hij was slim en hij zat altijd te lezen.” En dat ik op hem lijk. Mijn moeder heeft mij het idee gegeven dat ze het met mijn vader goed en leuk had. Dat zijn dingen waarvan ze wel wist dat ik die graag wilde horen. Meer dan dat vertelde ze mij niet.
Ik heb haar dat nooit verweten. Maar je moet je natuurlijk wel kunnen herinneren hoe het was, een huwelijk dat drie jaar heeft geduurd. Ik heb me wel duizend keer afgevraagd hoe je je voelt als er wordt aangebeld, je kijkt naar beneden, je ziet twee mannen staan die vragen:
“Mevrouw, is uw man thuis?” En je zegt per ongeluk ja, terwijl je nee had moeten zeggen.
Dat je ziet hoe hij zijn schoenen en zijn jas aandoet, zijn hoed opzet en dat hij dan zegt: “Je ziet mij nooit meer terug.” Hoe je je dan voelt, dat vergeet je natuurlijk niet. En dat had ik wel graag geweten.’
Je weet niet wanneer de tweede man van je moeder in haar leven kwam?
‘Nee, ik weet ook niet of hij er al was toen mijn vader werd weggehaald. Ik denk dat het zo is gegaan: nadat mijn vader was weggehaald, heeft mijn moeder mij naar haar moeder in Alkmaar gebracht en is ze zelf naar haar zusje gegaan. De man van haar zusje was de beste vriend van mijn tweede vader. Dus daar heeft ze hem leren kennen, denk ik.
Of dat niet al eerder gebeurd is, weet ik niet. Ik kan me wel voorstellen dat mijn moeder op hem viel. Ik begrijp ook dat je valt voor iemand die een arm om je heen slaat, als je hebt meegemaakt wat mijn moeder heeft meegemaakt. Hij was een mooie, aantrekkelijke man, beschaafd en zeer welbespraakt.’
Heb je haar nooit gevraagd waarom je tot 1947 bij je grootmoeder bent gebleven?
‘Ik heb me dat nooit zo gerealiseerd. Ik ben me dat soort dingen pas heel laat gaan afvragen. Ik was al lang en breed volwassen, had al honderden mensen naar hun leven en geschiedenis gevraagd en toen pas dacht ik ineens: “Huh? Tot 1947? Waarom?”
Bij het lezen van jouw boek krijg je wel bepaalde vermoedens. Je vraagt je af hoe het mogelijk is dat jij elke maandagavond bij je moeder op visite ging en het toch niet lukte om haar aan het praten te krijgen.
‘Het is nooit mijn bedoeling geweest om een boek te schrijven over een familie met een groot geheim. Als dat wel mijn bedoeling was geweest, dan was er nu misschien veel meer beantwoord. Dan had ik me er waarschijnlijk veel eerder in verdiept. Dit boek, zoals het uiteindelijk geworden is, heb ik niet bij voorbaat bedacht. Dat is zo ontstaan.’
Wat was aanvankelijk het verhaal dat je wilde schrijven?
‘Ik had bedacht om heel veel over televisie te schrijven, over wat ik in die veertig jaar gedaan heb en daarbij zou mijn persoonlijke geschiedenis wel een rol spelen. Maar daar ben ik uiteindelijk van afgestapt, omdat ik geen zin had om al die honderden programma’s terug te gaan zien. Ik ben eraan begonnen en ik vond het een ramp. Naar jezelf kijken… Ik dacht: dat ga ik niet doen.’
Kijk je niet graag naar jezelf?
‘Nee, vreselijk. Maar ik moet wel zeggen dat ik bij het terugkijken ook geregeld dacht: “Dat doe ik helemaal niet slecht. Waar ben ik nu vaak zo onzeker over geweest?”
Mijn uitgever De Bezige Bij stimuleerde mij door te gaan met het schrijven van mijn eigen verhaal. Dat heb ik gedaan. Dan kom je langzaam tot het besef, dat als je dat goed wilt doen, het ook echt verteld moet worden en niet half. Zo is het ontstaan.
Op de momenten dat ik bang was dat het te persoonlijk zou worden, had ik de steun van mijn redacteur in wie ik veel vertrouwen had en met wie ik veel heb gepraat.’
Ellen Blazer is veertig jaar lang de eindredacteur van jullie programma’s geweest. Hoe was jullie samenwerking?
‘Daar heb ik elke dag van genoten. Ik ging ook altijd met ongelofelijk veel plezier naar mijn werk. Ons uitgangspunt zijn we in al die jaren trouw gebleven. We wilden gewone mensen aan tafel, die de onderwerpen waar we het over hadden aan den lijve ondervonden. En dat zijn we altijd blijven doen.
Als er een hooggeplaatst iemand aan tafel zat, dan was het altijd de uitdaging om daar een gewoon mens van te maken, die bereid was om in gewonemensentaal terug te praten. Niet dat dat altijd lukte. Sommige mensen zijn niet uit dat pak te krijgen.
Ik heb nooit begrepen dat ze het zo moeilijk vinden om te zeggen: “Dat weet ik op dit moment niet” en dan liever om het antwoord heen draaien. Al doe je het zevenhonderd jaar, je krijgt het natuurlijk nooit perfect.’
Waar kwam dat lef vandaan om iedereen het hemd van het lijf te vragen?
‘Weet ik niet. Ik ben keurig netjes opgevoed. We zeiden u tegen onze ouders. Als we een deur te hard dichtsmeten, dan werden we teruggeroepen met de woorden: “Doe het nu nog eens, maar dan zachter.” En dat deed je dan ook. Ik was niet rebels of een meisje met heel veel lef.’
Maar op je zestiende zei je stiefvader na een woordenwisseling zoiets als: “Als je er zo over denkt, dan kun je vertrekken.” En dat deed je prompt.
‘Dat was de eerste keer dat ik zo in opstand kwam en voor mijzelf moest gaan zorgen. Dan word je snel zelfstandig. Alleen op kamers wonen, naar de avond-hbs en je eigen geld verdienen. Ik was tegelijkertijd altijd op zoek naar werk waarin ik mij volledig thuis zou voelen.
Tien jaar later vond ik dat, in de hechte en intieme sfeer die we altijd op de redactie hadden. Ellen en ik zaten samen in de serre van een van die heerlijke oude villa’s die de VARA toen had. Daar zaten we elke dag tegenover elkaar te werken.
Daar ging het leven over tafel, want dat was ook waar het programma over ging. Dan leer je elkaar wel heel goed kennen. We wisten van de hele redactie de achtergronden. Van die tijd heb ik intens genoten.’
Die familiaire sfeer straalden jullie programma’s ook uit. Hoe deed je dat, heb je dat geleerd?
‘Dat heb ik niet geleerd, dat was er al. Ik weet het niet. Kijk, mijn moeder was wel heel erg van: badjasjes aan, kopje thee, de kachel op hoog. Ik had een heel zorgzame moeder, die de hele dag voor ons liep te rennen. Ik heb zelf ook vaak de neiging om voor iedereen alles even gezellig en lekker te maken. Dat zit er wel in. Je kunt, ook in zo’n programma, niet iemand zijn die je niet bent, want dan wordt het niks.’
Als je zo over je moeder praat, dan lijkt het of je een heel fijne jeugd hebt gehad.
‘Ik ben niet opgegroeid in een gezin zoals je dat zou willen, zoals ik het zelf jaren heb meegemaakt, samen met mijn man en zijn drie dochters die opgroeiden. Zo ging het bij ons thuis niet, doordat het een slecht huwelijk was van twee mensen die los van elkaar heel erg leuk en gezellig waren, maar niet bij elkaar.
Mijn stiefvader ging elk weekend naar zijn vrienden in Brabant en dan was ik met mijn twee broers alleen met mijn moeder. Wij vonden dat erg gezellig, maar zij heeft natuurlijk wel een vreemd huwelijk gehad. Maar over dat soort persoonlijke dingen werd door die generatie absoluut niet gesproken.’
Jij doet dat wel met je man en zijn drie kinderen.
‘Ja. Dat kostte mij aanvankelijk wel moeite, met de kinderen. Ze waren al opgevoed en ze hadden al een moeder. Abel en ik zijn nu zevenendertig jaar bij elkaar. Ik spreek nu toch al wel wat jaartjes over “onze kinderen.” En zo voelt het ook.’
Mis je de televisie?
‘Ik maak al tien jaar geen programma’s meer en ik heb het nog geen seconde gemist. Zo fijn als ik het vond om zo lang televisie te maken met zo’n hechte familie, zo fijn vond ik het nu om hier aan de tafel, voor het raam, zo in mijn eentje te zitten schrijven. Ik zou graag nog een boek schrijven, maar mijn eigen verhaal is nu geschreven en het is zeer de vraag of ik voor een ander verhaal de fantasie heb.’
Waren er veel mannen verliefd op je?
‘Ik geloof het niet, nee.’
Kreeg je niet voortdurend liefdesbrieven?
‘Nee, dat viel heel erg mee, maar als mijn man hier nu bij zou zitten, dan zou hij ontzettend hard moeten lachen. Hij zou zeggen dat de mannen naar me stonden te loeren in het café en dan zeg ik altijd: “Ja en alleen de vervelende kwamen op me af om over de televisie te zeuren en de echte leuke dachten: laat dat mens nou even lekker een biertje drinken.”
Ik was ook altijd wel trouw aan degene met wie ik dan was. Eh... Min of meer, in elk geval.’
Ze kijkt me heel ondeugend en heel erg jong aan. Bij het weggaan krijg ik van Sonja een prachtige handgeschreven brief mee met een persoonlijke boodschap, die ik misschien ooit nog met jullie deel.”
Tekst: Maria Goos / Fotografie: Sacha de Boer