Over opruimen, koesteren en verder gaan na verlies.
Net na de première van 'Hello Dolly!', waarin Simone Kleinsma de hoofdrol speelde, kwam door corona alles stil te liggen. Ze deed 'wat iedereen deed'. "Kasten opruimen, de garage reorganiseren," zegt ze in NRC. 'We zijn nog nooit zo schoon en opgeruimd en proper geweest, haha. Ik stond in de file bij het grofvuil.'
Ze merkt dat ze 's morgens wat langer uitslaapt, het is zomaar negen uur. 'Dan start ik op met een koffietje en een broodje en een dingetje, en dan ga ik eens bedenken wat ik ga doen vandaag. Ik probeer veel te wandelen, met een hoorspel op mijn hoofd, en als ik thuiskom ga ik maar weer eens een laatje of een kastje doen, en dan kom ik van alles tegen.'
Ze schrijft ook dingen op, in een boekje, aan Guus Verstraete, die in 2017 onverwacht overleed. Eerder sprak ze daar openhartig over in Nouveau. 'Het gemis is er nog steeds, en hoe!' zegt ze. 'Ik doe mijn best om het te leren, het sololeven. Dat móet, maar ik vind het nog steeds buitengewoon ongezellig en soms ook heel moeilijk. Het zit 'm vaak in heel basale dingen, bijvoorbeeld als ik 's nachts na een voorstelling thuiskwam in een leeg huis of 's ochtends alleen voor mezelf een ontbijtje sta te maken. Je mist alles, álles. Een heel iemand, met wie ik meer dan dertig jaar samen ben geweest, die een deel van mezelf is geworden. Dat is niet zomaar opgelost. Wat ook niet hoeft, want mijn liefde voor Guus wil ik het liefst bij me houden. Maar je moet wel door.'
Moeten is één ding, maar hoe kreeg je het voor elkaar?
'Juist ook dankzij mijn vak. Annie (de musical over Annie M.G. Schmidt – red) is mijn reddende engel geweest, zeg ik altijd. Al was het de meest bizarre repetitietijd die ik ooit heb meegemaakt. De man van Annie ging ook dood, dus daar stond ik op de middenstip in het DeLaMar, zingend over mijn eigen situatie: “De wereld is wonderlijk leeg zonder jou”.
Ik dacht: hoe is het mogelijk, dít lied, op dít moment?! In het begin kon ik alleen maar huilen en dan toch steeds nóg een keer proberen. Er waren ook lieve mensen om me heen, die me hielpen en me in de gaten hielden. En op een gegeven moment voelde ik dat ik controle kreeg. Dat ik de emotie van het lied kon géven aan het publiek.'
Privé had je ook lieve mensen om je heen, toch?
'Nou en of! Guus en ik hadden een gezamenlijke vriendenkring, dus iedereen was in de rouw. Maar mij hebben ze echt gedragen. Paul (de Leeuw, red.) bracht heel lang elke dag eten. De Troostkeuken noemden we dat. Dan hing er op zaterdagmorgen weer een zakje met verse croissants en een flesje jus aan de deur. Iedereen was er voor me, op z'n eigen manier. Marjolijn (Touw, red.), met wie ik een zustergevoel heb. Joop en Janine (van den Ende, red.), die ook zeer dierbare vrienden zijn. En zo kan ik nog even doorgaan. De afgelopen jaren heb ik gemerkt hoe fijn dat is: het vertrouwde, het samen lachen, huilen, alles wat vriendschap kan inhouden. Ik bof geweldig, ondanks alles, dat ik zulke bijzondere mensen in mijn omgeving heb. Dat ik nog steeds rechtop sta, dank ik in de eerste plaats aan hen.'
Gewoonlijk kruipt ze, als het tegenzit, het liefst in een holletje, vertelt ze. Maar deze keer niet. 'Na het overlijden van Guus heb ik echt zó gestaan.' Ze spreidt haar armen uit; pure ontvankelijkheid. Een natuurlijke reflex en tegelijkertijd de beste overlevingsstrategie, beseft ze nu. 'Je móet je openstellen.'
Heb je de afgelopen tijd ook jezelf opnieuw ontdekt?
'Ik ben nog op zoek. Als je leven zo verweven is geweest, is dat toch de vraag waarbij je uitkomt: wie ben ik? Ik weet nu wel dat ik kracht heb. Net als mijn moeder. Dat had ik me nooit zo gerealiseerd, maar zij was maar twee jaar ouder dan ik toen ze alleen kwam te staan. Ik was toen 28, stond middenin het leven en ging honderd procent voor mijn werk. Maar achteraf denk ik dat ik best eens wat vaker aan haar had kunnen vragen: “Hoe gaat het nu met je?” Ze heeft het in elk geval fantastisch gedaan, tot haar 86ste. Voor mij is ze een groot voorbeeld.'
'Op een gegeven moment ben ik gestopt met rondbellen omdat ik dacht: dit wordt treurig'
Niet dat ze de hele tijd krachtig zit te zijn, zegt ze. 'Wat ik soms vervelend vind, is alleen ergens naartoe gaan. Ook door dit.' Met haar wijsvinger tekent ze een denkbeeldig vierkant rond haar – bekende – gezicht. 'Vorig jaar wilde ik heel graag naar een balletvoorstelling met Igone de Jongh, maar niemand kon mee. Op een gegeven moment ben ik gestopt met rondbellen omdat ik dacht: dit wordt treurig. Dan besef je dat je zelf de slingers moet ophangen. Dus ik ging, in mijn eentje, en ik heb genóten. Alleen de pauzes vond ik lastig. Sta je daar met je koffie een beetje in een foldertje te bladeren om maar niet om je heen te hoeven kijken. Maar ik ben het wel blijven doen, want anders leer je het nooit.'
Bijna luchtig besluit ze: 'Nou ja, zo gaat het dus een beetje. En ik kan echt zeggen: het gaat goed. Met af en toe een enorme dip. Maar dat worden er wel minder en ze duren ook korter. Dus op den duur zal de weg vast redelijk glad zijn.'
Spelen zit er nog even niet in, maar ze staat te popelen – pensioen, daar moet Kleinsma niet aan denken.
'Ha, nee! Fysiek wordt het wel wat moeilijker. Mijn been komt niet meer tot hier (ze steekt haar arm schuin de hoogte in), maar tot hier (haar arm maakt nu een rechte hoek). Dat is dan maar zo. Ik heb wel tegen goede vrienden gezegd dat ze me van het podium moeten trekken als het niet meer om aan te zien is, al heb ik dat zelf vast ook wel door. Maar uit mezelf stoppen… Ik weet dat anderen het doen. Jasperina de Jong was bijvoorbeeld pas 64 toen ze een punt achter haar carrière zette en ze schijnt het optreden totaal niet te missen. Aan de andere kant heb je mensen als Mary Dresselhuys, die tot ver na haar tachtigste is blijven spelen. Je weet het natuurlijk nooit, maar ik zie mezelf toch eerder bij die laatste categorie horen. Dat hoop ik ook heel erg.'
Acht was Simone Kleinsma toen ze thuis in Amsterdam de stoelen aan de kant schoof en een balletvoorstelling gaf; zestien toen ze op aanraden van een leraar begon aan de vooropleiding van de Kleinkunstacademie; negentien toen ze werd gecast als soliste voor een revue met Gerard Cox in de hoofdrol. In de jaren daarna groeide ze uit tot een van Nederlands meest geliefde artiesten.
Je geniet van je werk, je vrienden, is er nog meer dat het leven kleur geeft? 'O ja, zeker. Ik heb een acht jaar oudere broer die veel van mij houdt, en ik van hem. Dat is fijn en waardevol. En dan zijn er natuurlijk de drie dochters van Guus, de stiefies. Die ken ik al meer dan dertig jaar, dus dat is ook heel hecht en close. Zes kleinkinderen zijn er inmiddels, tussen de vier en de achttien jaar. Ik ben niet officieel oma en kan ook niet elke week oppassen of zo, maar ze komen wel af en toe logeren in de vakanties en dan doen we leuke dingen.' Met een olijke blik: 'Ik hou van allemaal evenveel!'
Simone in 30 seconden
- Simone Kleinsma werd op 8 mei 1958 geboren in Amsterdam. Als leerling van de Kleinkunstacademie werd ze in 1977 gecast als soliste naast Gerard Cox in de revue Niemand weet, niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet. Van 1987 t/m 1989 stond ze naast André van Duin in diens revue 100 jaar Carré. Het seizoen erop brak ze door als Charity Hope Valentine in de musical Sweet Charity.
- Daarna volgden hoofdrollen in zo ongeveer alle grote musicalklassiekers, waaronder Funny Girl, Sweeney Todd, Chicago, Mamma Mia! en Sunset Boulevard. Kleinsma speelde verder in vier films, werkte mee aan een lange lijst tv-programma's en was en is opnieuw het middelpunt van de tv-serie Kees & Co.
- Behalve vijf Johnny Kraaijkamp Musical Awards kreeg ze een Musical Oeuvre Award en werd ze in 2018 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Met tv-regisseur Guus Verstraete was ze van 1990 tot zijn overlijden in 2017 getrouwd.
Dit interview heeft eerder in de printeditie van Nouveau gestaan (c) DPG Media / Nouveau 2020
Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in
- Yvette Kulkens