Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Broers Jim en Dolf Jansen schreven samen een boek over 26 powervrouwen

Jim en Dolf Jansen groeiden samen op, lijken een beetje op elkaar – allebei 'een druk hoofd – en toch ook weer niet en wilden zich best aan de tand laten voelen door mannenfluisteraar Cisca Dresselhuys.

Jim Jansen Dolf Jansen

Samen schreven de broers Dolf en Jim Jansen een boek over 26 vrouwen in de wetenschap: PromovendA tot Z. Jim (51), hoofdredacteur van het blad New Scientist, de wetenschappelijke stukken, cabaretier Dolf (59) de columns. Hoe staan deze broers in het leven en wat zijn hun kantelpunten?

Dolf :’Mijn grootste kantelpunt is toch wel dat ik in 1979 ben gaan hardlopen. Ik begon gewoon met een paar rondjes in de avond. Via het lopen ben ik zoveel mensen tegengekomen, zoals Hans Sibbel, met wie ik zeventien jaar het duo Lebbis & Jansen heb gevormd. Ook heb ik toen m’n eerste vriendin leren kennen, die nog steeds voor me werkt, en een vriend, met wie ik nog steeds optrek.

Een ander zeer ingrijpende gebeurtenis in mijn leven is mijn scheiding. Na 26 jaar ben ik dit jaar weggegaan bij m’n vrouw, dat was mijn beslissing en een heel groot ding. Natuurlijk een klap voor haar en de kinderen en ook voor mij heel verdrietig. Ik wil daar niet te veel over zeggen, want het gaat ook over hen en zij praten er niet over in het openbaar.

Het had voor mij alles te maken met ontwikkelingen, die bij het ouder worden kwamen kijken. Ik ging me meer bezighouden met m’n emoties en daar wilde ik over praten. Het was een proces, waarin de ander me niet kon volgen. Inmiddels heb ik een nieuwe vrouw, iemand die ik al heel lang kende uit de wereld van congressen en podia, antropologe Jitske Kramer.’

Jim: ‘Voor mij was de ontdekking dat ik kan schrijven, een heel belangrijk kantelpunt. Ik ben nog zo’n ouderwetse stapelaar. Begonnen op de mavo, daarna naar het hbo en de universiteit, waar ik Orthopedagogie heb gestudeerd. Op de pabo heb ik een schoolkrant, De Tang, opgericht, waarvan ik hoofdredacteur werd. Het eerste nummer werd in beslag genomen, omdat we iemand hadden beledigd. Fantastisch. Belde Het Parool, stond ik opeens in die krant, je kon me niet gelukkiger maken. Sindsdien ben ik altijd blijven schrijven, heerlijk, ik schrijf elke dag. Ook heel leuk is het om dingen te bedenken, zoals het Gala van de Wetenschap.

Een tweede kantelpunt was de komst van onze kinderen. Ik wilde altijd heel graag kinderen en dan is het maar de vraag of je iemand tegenkomt, die dat ook wil en of het lukt. Zo iemand kwam ik gelukkig tegen, mijn vrouw Claudine Leonhardt, een Zwitserse, die ik in Guatemala ontmoette. We hebben nu een zoon en een dochter. Er is nooit iets in het vaderschap geweest, wat ik vervelend vond. Puberteit, ouderavonden, allemaal leuk. Als er iets met hen is, laat ik alles uit m’n handen vallen, ook al sta ik op het punt om voor de tv iets te moeten vertellen over een wetenschappelijk onderwerp. Niets houdt me dan tegen.’

Jim en Dolf over hun moeder

Vier zonen kreeg Enda Dawson (87) met haar Nederlandse man Ruud Jansen: Jack, Dolf, Henk en Jim. Allemaal gek op hun moeder en intensief betrokken bij haar dagelijkse leven. Zo houdt Dolf haar huis en alles wat daarbij hoort in de gaten en zorgt Jim voor de medische kwesties. De andere broers houden zich bezig met haar financiën. Niet dat ze een afhankelijke vrouw is; ze woont nog altijd zelfstandig in haar geliefde Watergraafsmeer, maar ‘ze heeft altijd alles voor ons gedaan - wij en onze vader deden niets in huis - dus nu doen we iets voor haar,’ aldus Dolf.

‘We hebben alle vier een fantastische band met haar’, vertellen Dolf en Jim. ‘Wij lijken veel op haar op haar: optimistisch, energiek, het glas altijd halfvol, nooit zeiken maar doorzetten.’ Volgens Dolf loopt z’n moeder niet voor niets elke dag zo’n drie tot vier uur. ‘Ze heeft die fysieke inspanning nodig om haar hoofd rustig te maken, want ze heeft, net als wij, een heel druk hoofd. Pas na dat wandelen kan ze thuis op de bank gaan zitten, schoenen uit en een boek lezen.

Als klein Iers vrouwtje is ze niet iemand die veel ruimte inneemt. Letterlijk niet - ik zeg weleens boven windkracht 3 binden we haar vast aan haar voordeur, anders waait ze weg - maar ook mentaal is ze bescheiden - wel begrijpelijk gezien haar Ierse achtergrond en haar grote, zeer aanwezige vader, commissaris van politie, een man met een harde stem. Dan leer je jezelf als meisje wel weg te cijferen. Ik bel haar elke dag en dan zegt ze na een halve minuut altijd: ‘Ik stoor toch niet? Je bent toch niet druk?’ Mààààm, wat denk je nou, ik heb je toch zelf gebeld?’

Ze slaapt slecht, haar hele leven al. Jim: ‘Niet meer dan drie uur per nacht. Ze ligt veel te denken, met vier zoons en zeven kleinkinderen is er altijd wel iets om over te piekeren. Gelukkig beheerst dat slechte slapen haar leven niet. Eén keer per week mag ze een slaappil van de dokter. Die neemt ze op zaterdagavond. Dan slaapt ze acht uur achter elkaar en daarna is ze goed uitgerust. Ja, je kunt er natuurlijk een probleem van maken, maar dat doet ze gelukkig niet, ze is eraan gewend.’   

Vader en moeder ontmoetten elkaar ontmoet in Heidelberg, waar ze in de jaren vijftig allebei stage liepen in een hotel. Zij was 22. Dat zij als katholiek Iers meisje met een protestantse Hollandse jongen thuiskwam, viel niet in goede aarde. Haar moeder beloofde haar dochter zelfs een scooter als ze snel naar huis kwam, maar dat was vergeefse moeite, Enda bleef bij haar Ruud.

‘Ze waren op de dag af zestig jaar bij elkaar, toen mijn vader in 2017 overleed. Hij ging op zijn 62ste met pensioen, na altijd in de horeca te hebben gewerkt. Hij wist daarna niet hoe snel hij weg moest uit Amsterdam, ‘die drukke, linkse klotestad’, zoals hij het noemde’, zegt Dolf. ‘Hij had nooit de horeca in moeten gaan, maar biologie moeten gaan studeren. Hij was gek van de natuur, wist er alles over.’ Jim vult aan: ‘Hij wilde per se een huis aan de Nederlandse kust. Van Breskens tot Schiermonnikoog heeft hij gezocht. Allemaal onbetaalbaar, behalve Den Helder. Dat werd het dus, de Vogelbuurt in Den Helder. M’n vader wilde het, m’n moeder niet, zij wilde blijven waar ze zat, met alle kinderen en kleinkinderen om zich heen, maar zij volgde m’n vader. Een van de eerste dingen, die ze zei na zijn begrafenis: ‘Ik wil graag terug naar Amsterdam, naar m’n oude buurtje. En dat is dus gebeurd. Nu zit ze weer, dolgelukkig, in dezelfde rooms-katholieke kerk als vroeger.’

Het was wel een apart paar. Dolf: ‘M’n vader een VVD’er, die De Telegraaf en TROSKompas las, m’n moeder die KVP en later CDA stemde, m’n vader die van de kust hield, m’n moeder die dol was op Amsterdam, m’n vader die heel conflict-mijdend was en zich zoveel mogelijk terugtrok in het gezin, m’n moeder die graag mensen om zich heen had. Maar toch een gelukkig stel. Pas nu kan ik met m’n moeder praten over emoties, over vroeger en over dingen, die er speelden. Daar was geen ruimte voor toen m’n vader nog leefde.’

Dolf: ‘Zelf zou ik het geen levensmissie noemen, maar in al mijn werk houd ik me bezig met de rol en de invloed die ik heb in de samenleving.  Dat zou voor elk mens moeten gelden, je bewust zijn van je plaats in de wereld. In mijn columns, mijn solo-voorstellingen, in al mijn praat- en schrijfwerk, gaat het daarover: je eigen rol in het grote geheel. Of het nu gaat om de relatie met je buren, de stad of het land waar je woont, met de samenleving of met de hele wereld, daar gaat het bij mij altijd over, dat je sociaal en empathisch bent, dat je op een leuke manier met de mensen omgaat. Ook het grote thema van het klimaat hoort daarbij. Ik vlieg eenmaal per jaar (en terug), rijd geen auto en eet vegetarisch. De vlag omgekeerd ophangen of je trekker dwars over de weg zetten, zoals boze boeren doen, dat begrijp ik, maar dat is niet voldoende om zaken op te lossen, je zult mee moeten in onontkoombare veranderingen. Daar spreek ik de mensen, op mijn eigen satirische manier, op aan.’

Jim: ‘Ik probeer goed te doen, dus goed voor mensen te zorgen, voor m’n gezin, m’n moeder, de buurvrouw, maar ook voor m’n redactie. Ik probeer een goede baas te zijn. Ik ben nu 22 jaar hoofdredacteur, de laatste jaren van een blad met een jonge redactie, waarvan de een dan weer vier maanden wil wandelen in Laos en de ander een tijd naar Santiago gaat. Kan natuurlijk eigenlijk niet met zo’n kleine redactie, maar het zijn leuke mensen, we hebben het goed samen, dus dan zeg ik toch ja. Schrijven vind ik het leukste wat er is, maar de wetenschap over het voetlicht brengen voor het grote publiek is bijna net zo leuk. Dat mag je ook wel een soort levensmissie van mij noemen. Het ouder worden heeft me met de neus op de feiten gedrukt, het moet echt anders. Zo stap ik in principe niet meer in een vliegtuig, douche ik korter en ga ik anders om met m’n lichaam. Ik ben gaan zwemmen, wat ik nog niet kon. Nu zwem ik viermaal per week anderhalve kilometer. Ik ben geen renner zoals Dolf en ook niet zo sportief als m’n vrouw, die onlangs aan de wereldkampioenschappen triatlon heeft meegedaan. Ik ben heel tevreden met dat zwemmen, waar ik het boek Zwemmersgeluk over geschreven heb.’

Jim en Dolf over inspirerende vrouwen

Dolf: ‘Als je me vraagt twee vrouwen uit ons boek te noemen, die ik heel inspirerend vind, noem ik allereerst Miek Jong, hoogleraar Gezondheidszorg, die zich bezighoudt met alternatieve geneeswijzen. In mijn column over haar kon ik weer eens iets persoonlijks vertellen over wat lopen doet voor lijf en leden en wat dat voor mij persoonlijk betekent. Als tweede noem ik psychiater Iris Sommer, die we in ons boek onder de H van Hallucinaties behandelen. Daardoor kon ik nadenken en schrijven over de ratio en wat er verder allemaal in ons hoofd en brein gebeurt.’

Jim: ‘Om te beginnen noem ik virologe Marion Koopmans, vanwege haar uitzonderlijk goede wetenschapscommunicatie. Onvermoeibaar legt ze ingewikkelde materie uit aan een groot publiek. Ze wordt bedreigd, dat is echt verschrikkelijk, maar dat houdt haar niet af van wat zij haar taak noemt: mensen blijven uitleggen, bijvoorbeeld in coronatijd, waarom welke maatregelen noodzakelijk zijn en hoe belangrijk vaccineren is.

Als tweede noem ik neurowetenschapper Eveline Crone, bekend van de bestseller Het puberende brein, die zich in coronatijd intensief bemoeid heeft met de gevolgen van lockdowns op studenten, die er in de algemene aanpak nogal bekaaid afkwamen. Het ging steeds over ouderen en kwetsbare groepen, maar wat corona betekende voor jonge mensen, daar ging het in eerste instantie niet over. Ik vind haar een heel praktische wetenschapper. En wat extra leuk is: met beiden kun je gezellig een biertje drinken aan de bar.’

Jim Jansen & Dolf Jansen, PromovendA tot Z Fontaine Uitgevers, 12,50 euro

Wapenfeiten

Dolf Jansen (Amsterdam, 1963) studeerde criminologie, maar werd cabaretier. 17 jaar vormde hij met Hans Sibbel het duo Lebbis en Jansen. Op radio en televisie presenteerde hij programma’s als Loods 6, Kunstbende, Jansen op jacht, Vara Live, Leuk is anders en Afslag Thunder Road. Samen met Willemijn Veenhoven presenteert hij nu het radioprogramma Spijkers met koppen. Hij is een geoefend hardloper en ambassadeur van Oxfam Novib. Uit zijn eerste huwelijk heeft hij twee kinderen. Hij woont samen in Utrecht.

Jim Jansen (Amsterdam, 1971) is journalist en publicist. Hij is afgestudeerd orthopedagoog en hoofdredacteur van het wetenschappelijke maandblad New Scientist. Hij is daarnaast wetenschappelijk medewerker van het Parool en presentator van het jaarlijkse Gala van de Wetenschap. Hij schreef een aantal boeken, waaronder Het geheim van de Nederlandse topcoach en Ideeën die de wereld veranderen. Samen met broer Dolf  schreef hij CoronA tot Z, DNA tot Z en recent PromovendA tot Z. Hij woont in Amsterdam, is getrouwd en heeft twee kinderen.

Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in