Cisca Dresselhuys relativeert het belang van goede voornemens
Zijn die van jou gesneuveld? Er zijn ergere dingen. Neem Luba, die woont met haar moeder en zoon in één kamer, moet buiten douchen en maakt zich voortdurend zorgen om haar achtergebleven familie.
Zijn die van jou gesneuveld? Er zijn ergere dingen. Neem Luba, die woont met haar moeder en zoon in één kamer, moet buiten douchen en maakt zich voortdurend zorgen om haar achtergebleven familie. 'Dan ben je niet bezig met goede voornemens', concludeert Nouveau's columnist Cisca Dresselhuys.
Veel mensen beginnen een nieuw jaar met goede voornemens. Eindelijk gaan ze sporten/afvallen/stoppen met roken/minder drinken/vaker een goed boek lezen/minder spullen kopen, kortom: meer verstandige dingen doen en onverstandige dingen laten.
Maar hoe gaat dat in de vluchtelingenopvang? Als je met drie mensen in één kamer woont, met alleen drie bedden en drie stoelen, zonder eigen toilet, douche, tv of de mogelijkheid voor jezelf te koken? Als je de taal niet spreekt van het land waar je nu woont, als je buiten moet douchen in een mobiele douchecel, als het in je eigen land oorlog is, als je bezorgd bent over je achtergelaten familie en je eigen winkel? Dan heb je wel andere zaken aan je hoofd dan afvallen of gezonder leven.
De tweeëndertigjarige Oekraïense Luba uit Dnipro is zo iemand. Sinds april vorig jaar woont ze met haar eenenvijftigjarige moeder en zevenjarig zoontje in een oud omroepgebouw in Hilversum, dat al jaren leegstaat en eigenlijk al afgebroken had moeten zijn, maar nu onderdak biedt aan zo’n vierhonderd vluchtelingen.
Omdat de burgemeester van haar woonplaats vrouwen, kinderen en ouderen met klem aanraadde te vluchten, deed ze dat. Haar man was anderhalf jaar geleden aan een hartstilstand overleden, ze is enig kind en heeft alleen nog ouders, schoonouders en een zoon. Met z’n drieën vluchtten ze naar Nederland, dat ze alleen kende van de bloemen die ze in haar winkel verkocht.
In dat bloemenland moest ze wel een baan kunnen krijgen, dacht ze. En dat klopte. Inmiddels werkt ze in een Hilversumse bloemenkiosk. De taal was het grootste obstakel. Maar met de paar woorden die ze inmiddels spreekt (‘Pinnen?̓, ‘Bonnetje?’), hulp van collega’s en de vertaalapp van Google komt ze een heel eind. En boeketten maken kon ze al goed. Haar zoontje zit op een Nederlandse school, in winkels kan hij soms al tolken voor z’n moeder en oma.
Gevraagd hoe ze zich voelt, zegt ze dat ze op het werk wel gelukkig is, maar op haar kamer ongelukkig. Daar kan ze eigenlijk niets anders dan praten met haar moeder en zoon en facetimen met familie in Oekraïne. Koken mag ze er niet. Een tv is er niet. Haar winkel in Dnipro is nog open, er staat een medewerkster in die niet wilde vluchten.
Maar wie koopt daar nu nog peperdure bloemen uit Holland? Gelukkig komt ze in het nieuwe jaar in aanmerking voor een betere woonplek in een omgebouwd bankgebouw. Nog steeds één kamer, maar nu met keukenblok, en in de gang douche en toilet, die ze met vier gezinnen moet delen. Dan kan ze zelf koken, eindelijk haar eigen Oekraïense eten. Toch wat anders dan de doorgekookte magnetronmaaltijden uit de opvang.
Of ze graag naar huis wil? Natuurlijk, na afloop van de oorlog. Naar Nederland zal ze zeker nog een keertje terugkomen, want ze is dankbaar voor de opvang en wil haar collega’s graag terugzien.
Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in
- ANP