'En ik heb het met duivels genoegen gedaan.'
De coronacrisis brengt onvermoede kanten in mensen naar boven. Ook bij Olga (63), die zo verontwaardigd was over het gedrag van haar buren, dat ze iets deed wat ze nooit eerder had gedaan: de politie erop afsturen.
Olga: 'Leven en laten leven. Dat is altijd mijn motto geweest. We wonen met miljoenen mensen op een beperkt aantal vierkante kilometers. Om het gezellig te houden, moet je wat van elkaar kunnen hebben. Feestjes tot diep in de nacht, langdurige verbouwingen, joelende kinderen, blaffende honden, rotzooi in de tuin; er valt altijd wel iets te klagen. Maar ik heb nooit de behoefte gevoeld. Zelf ben ik ook niet altijd even voorbeeldig geweest.
Toen ik net op mezelf woonde, en nog heel lang daarna trouwens, zette ik mijn muziek vaak keihard, en de feestjes die ik gaf, waren ook niet bepaald rustig te noemen. Wat zou ik als bedaagde zestiger dan ineens gaan zitten zeuren? Dat zou toch hypocriet zijn? Daarbij, klagen vind ik ook een vorm van overlast, misschien zelfs wel de ergste van allemaal. Buren die bij het minste of geringste beginnen te piepen, ik heb er altijd een broertje dood aan gehad.
'Er is een innige tevredenheid over mij neergedaald sinds ik onze buren heb verraden'
Eigenlijk zou ik het dus erg moeten vinden dat ik mijzelf tot dat niveau heb verlaagd. Maar, ik vínd het niet erg. Sterker nog, er is een innige tevredenheid over mij neergedaald sinds ik onze buren heb verraden. Eindelijk gerechtigheid, dacht ik toen ik zag hoe de politie zich met veel machtsvertoon toegang tot hun huis verschafte en iedere aanwezige op de bon slingerde.
Nog groter was mijn vreugde toen ik zag hoe de complete muziekinstallatie van Bas, onderdeel voor onderdeel, in de achterbak van het politiebusje verdween. Dat beteuterde gezicht van hem, kostelijk! En Fleur, die nog meelijwekkende pogingen deed de agenten om te praten; wat een geweldig schouwspel…
'Duur ogende zonnebrillen, zij een grote hoed, hij een petje met designerlogo'
Fleur en Bas hebben iets in mij losgemaakt waar mijn gewoonlijk zo tolerante instelling niet tegen bestand is gebleken. Noem het verontwaardiging. Het is een sentiment waar ik beducht voor ben, omdat de hypocrisie er vaak vanaf druipt, maar het was toch echt een van de eerste dingen die ik voelde toen mijn nieuwe buren, nu ruim anderhalf jaar geleden, in hun opvallende cabrio achter de verhuiswagen aan de straat in kwamen rijden. Duur ogende zonnebrillen, zij een grote hoed, hij een petje met designerlogo. Toen ze uitstapten, viel mijn mond open van verbazing. Gingen ze in die outfits met dozen sjouwen en met meubels schuiven? Nee dus. Ze beperkten zich tot het uitdelen van orders aan de verhuizers.
“Zó, wat een attitude,” zei mijn man, op dat moment nog enigszins geamuseerd. “Die zijn toch nog niet eens dertig?”
Nee, ze zagen er inderdaad nauwelijks ouder uit dan onze eigen kinderen. Maar, schoot het direct door me heen, ónze kinderen kunnen zich niet eens een appartement veroorloven, laat staan een eengezinswoning in een welvarende wijk als de onze…
Ja, met die gedachte begon de verontwaardiging.
De dreun verplaatste zich aan het eind van de middag naar de tuin
Die nam toe toen ik nog geen uur later muziek door de muren heen hoorde komen. Niet gewoon popmuziek, maar van die dancemuziek, waarin de lage tonen overheersen. Het glaswerk in ons wandmeubel rinkelde ervan. De dreun verplaatste zich aan het eind van de middag naar de tuin, die was veranderd in een soort strandtent, met zitzakken en loungebanken, de hele mikmak. Het was overduidelijk waar dit heen ging.
Dat werd bevestigd toen Bas en Fleur zich de volgende ochtend kwamen voorstellen. “Hoi, wij zijn jullie nieuwe buren,” zei Fleur vrolijk. “Hopelijk houden jullie van muziek. Bas is in zijn vrije tijd namelijk dj.” Mijn gezicht moet boekdelen hebben gesproken, want snel voegde ze eraan toe: “Geen zorgen, we gaan de tussenmuur nog isoleren. En we zijn ook heel vaak weg hoor.”
Stijfjes merkte ik op dat dit toch wel een heel saaie buurt moest zijn voor jonge mensen. Erg keurig en rustig, en behoorlijk vergrijsd...
“Tijd voor wat leven in de brouwerij dus,” lachte Bas.
“Dus als wij voor overlast zorgen, hebben daar maar een paar mensen last van…”
Hij legde uit dat het voor hen juist een ideaal huis was. Op de hoek van de straat, aan de rand van de wijk, met veel buitenruimte en weinig directe buren. “Dus als wij voor overlast zorgen, hebben daar maar een paar mensen last van…”
Fleur keek hem vernietigend aan. En nog voordat we konden reageren, maakten de twee zich uit de voeten.
Ze hielden woord, dat moet ik ze nageven. De tussenmuur werd geluidsdicht gemaakt en ook bij de bouw van de enorme serre werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van geluidswerende materialen. Maar een kind kan nog begrijpen dat die materialen niks meer uithalen, zodra het dak en de pui zijn opengeschoven. En dat gebeurde nogal eens die eerste zomer. Ja, zo'n serre wordt natuurlijk een sauna als de temperatuur boven de twintig graden komt.
Dus als we dan op een zwoele avond ons terras af of ons bed uit dreunden, deden we maar gewoon oordoppen in
We hielden ons in, Hans en ik. Misschien zouden we nog wel dertig jaar buren zijn. Dan wil je de verhoudingen niet meteen op scherp zetten. Bovendien, Fleur en Bas waren inderdaad veel weg. Doordeweeks maakten ze lange dagen in de stad en in de weekenden bezochten ze festivals of gingen ze naar het strand. Ook zijn ze dat eerste jaar misschien wel vier keer op vakantie geweest. Dus als we dan op een zwoele avond ons terras af of ons bed uit dreunden, deden we maar gewoon oordoppen in, in de hoop dat het gauw ophield en dat ze snel weer hun koffers pakten.
'Af en toe informeerden we over de schutting of het wel ging'
Maar dit jaar hadden we die hoop natuurlijk niet, al leken we die in eerste instantie ook niet nodig te hebben. Tijdens de eerste lockdown hielden Bas en Fleur zich als angstige muisjes schuil in hun woning. Ze lieten hun boodschappen bezorgen en zagen geen hond. Af en toe informeerden we over de schutting of het wel ging. Dan antwoordden ze somber: “Nee, we zijn langzaam gek aan het worden.”
Wij denken dat ze in die twee maanden inderdaad gek zijn geworden. Want de eerste versoepelingen waren nog niet aangekondigd of de serre klapte aan alle kanten open en de ritmes van Bas daverden alweer door de tuin, waar het al snel zwart zag van de mensen.
'Hadden we daarvoor twee maanden binnen gezeten? Onze kleinkinderen niet gezien?'
Ik stikte bijna in mijn verontwaardiging. Hoe durfden ze! Hadden we daarvoor twee maanden binnen gezeten? Onze kleinkinderen niet gezien? Mijn schoonmoeder niet kunnen bezoeken? Om het door zo'n stelletje dwazen in één klap te laten verpesten?!
Hans maande mij tot kalmte: “Rustig Olga. Je hebt toch gezien hoe ze eraan toe waren? Laat ze maar even.”
We lieten ze ermee weg komen. En de rest van de zomer ook. Gelukkig zochten ze, net als vorig jaar, vaak hun vertier elders. In augustus zijn ze zelfs nog op vakantie geweest. Hoesten en proestend kwamen ze terug. Corona, daar waren Hans en ik van overtuigd. Maar volgens Fleur en Bas was het gewoon een koutje en was het niet nodig om zich te laten testen.
"Het wordt allemaal ontzettend overdreven,” beweerde Fleur met de air van een deskundige
Waar ze eerst nog hadden gedaan alsof de wereld verging, gedroegen ze zich nu alsof corona niet bestond. “Het wordt allemaal ontzettend overdreven,” beweerde Fleur met de air van een deskundige, “ik ken niemand die er echt ziek van wordt.”
“O,” zei ik, in mijn wiek geschoten, “misschien wil je dan eens met mijn zoon meelopen in het ziekenhuis waar hij werkt. Daar liggen nog steeds coronapatiënten op de intensive care, hoor.”
Ze was niet onder de indruk. Ook niet toen het aantal besmettingen weer gestaag begon op te lopen. De gedeeltelijke lockdown die begin november werd ingesteld, lapten ze welbewust aan hun laars. “Die laten we aan ons voorbijgaan. Eén keer per jaar is genoeg,” lieten ze ons ongevraagd weten.
'We lopen de hele dag te rennen, maar er komen steeds meer patiënten bij'
Het weekend erna barstte de bom. Het begon met een verdrietig telefoontje van mijn schoonmoeder, die te horen had gekregen dat haar beste vriendin die nacht was overleden aan COVID-19. 's Middags kwam onze zoon langs. Hij zag bleek en had enorme wallen onder zijn ogen. Hij trok het niet meer, zei hij. “We lopen de hele dag te rennen, maar er komen steeds meer patiënten bij.”
Met een zwaar gemoed zaten mijn man en ik laat op de avond televisie te kijken, toen we ineens ploppende kurken en gejubel in de achtertuin hoorden. “Lang zal ze leven, lang zal ze leven.” Het klonk als een allesbehalve intiem verjaardagsfeestje.
'Hans hoefde niet meer overtuigd te worden. Ook zijn ogen schoten vuur'
“Dit tolereer ik niet!” krijste ik. Maar Hans hoefde niet meer overtuigd te worden. Ook zijn ogen schoten vuur.
Samen gluurden we over de schutting, we telden zeker twintig mensen te veel. En toen iemand de volumeknop van de muziekinstallatie een paar streepjes hoger draaide, zeiden we grimmig tegen elkaar: “Nu!”
Fleur en Bas hebben zich sinds dit onfortuinlijke gebeuren niet meer vertoond. De deuren van de serre zitten al een paar weken potdicht en het is er doodstil. Hadden we de politie erbuiten moeten laten en persoonlijk ons beklag bij hun moeten doen? Daar heb ik natuurlijk over nagedacht. Maar wat hadden we hun kunnen melden wat ze niet allang wisten? Wie niet horen wil, moet maar voelen…'
Foto (c) Getty Images. Dit interview heeft eerder in de printeditie van Nouveau gestaan.
Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in