Monique van de Ven is getrouwd met acteur en scenarioschrijver Edwin de Vries, samen kregen ze twee zoons: Nino († 1993) en Sammie (30). In gesprek met Nouveau vertelt ze over de band met haar kinderen.
Was Sammie een troostkind voor jullie zoals jij een troostmeisje was voor jouw moeder? ‘Zo hebben we het nooit genoemd, maar dat was ie wel. Althans: hij was pas vier maanden toen Nino stierf, dus er was geen ontsnappen aan: we móésten wel doorleven, voor hém. Natuurlijk heeft hij ons verdriet gevoeld. Het gekke is: tot die tijd was Sammie een vrij introverte baby, maar na Nino’s dood zagen we zijn karakter veranderen. Hij werd heel vrolijk en blij.’
Lukte het je om niet overbezorgd om hem te worden? ‘Nino had ‘gewoon’ een griepje, dat meningitis bleek te zijn. Vier maanden na zijn dood werd Sammie in het ziekenhuis opgenomen met het rotavirus. En nee, daar kun je dan als ouder echt niet tegen. Vervolgens vlogen we naar Curaçao, om op adem te komen, en ook daar kwam hij weer in het ziekenhuis terecht. Vreselijk! Maar tegelijkertijd wilden we niet alleen maar in angst leven. Juist omdat je weet hoe kwetsbaar het leven is, moet je nú genieten. Edwin en ik zijn nú happy, Sammie is hartstikke gezond, wij ook, víér dat, weet je wel?’
Edwin en jij rouwden beiden op een andere manier, toch? ‘Edwin stelde zijn rouw uit, die moest gewoon werken – een comedy schrijven nota bene –, geld verdienen en het nest bewaken. En ik heb zes maanden in een soort cocon geleefd. Hier thuis met Sammie, waar het veilig en sereen was. We hebben ook meteen therapie gezocht, bij psychiater Louis Tas. Die zei altijd: ‘Je kunt niet tegelijkertijd en op dezelfde manier rouwen.’ Zestig procent van de mensen die zoiets mee maken, gaat uit elkaar. Wij zijn er juist nog hechter van geworden.’
Zijn jullie in die tijd vrienden kwijtgeraakt? Niet iedereen kan goed omgaan met groot verdriet van een ander. ‘Dierbare vrienden en familie waren er volledig voor ons. We komen op 2 december, de sterfdag van Nino, al dertig jaar samen met dezelfde groep van zo’n veertien mensen. Hier aan de keukentafel, met elk jaar een rijsttafel van Toko Jadi, die dat ook verzorgt op dagen dat ze eigenlijk dicht zijn. Het is een ritueel waar ik zeer aan hecht. Maar er waren ook mensen die niet durfden te vragen hoe het ging. Wegdoken als ze me zagen in de Albert Heijn. Iemand zei: ‘Tja, elk huisje heeft z’n kruisje. ’Eenander: ‘Mijn kind gaat naar de middelbare school, dat is óók een soort verlies.’ Of de vervangende arts die hier is geweest om Nino te diagnosticeren en later nog eens kwam, toen Sammie ziek was. ‘Zo, alweer een probleem?’ riep ie. En dan ben je arts! Ik heb weleens tegen Edwin gezegd dat we het eigenlijk zouden moeten opschrijven, waartoe mensen in staat zijn. Dat het kennelijk zo moeilijk is om gewoon te zeggen: ‘Wat verschríkkelijk voor jullie.’ Of doen zoals een heel goede vriendin deed, die de volgende dag hier het pad op kwam lopen, een grote sjaal om me heen sloeg en weer wegging. Dat was genoeg, snap je? Er zou eigenlijk een cursus voor moeten zijn. Want zulke nare opmerkingen vergeet je dus nooit meer.’
Op welke manier maakt Nino nog deel uit van je leven? Heb je bij voorbeeld het gevoel dat hij ergens bij je in de buurt is? ‘Niet meer. Wel in het begin, toen de televisie en lampen voortdurend aan en uit gingen. Maar dat is geweest. Edwin en ik kwamen er een jaar of vijftien geleden achter dat we hem allebei regelmatig om hulp vroegen. Als we het moeilijk hebben, dat je dan zegt: ‘Nien, help even.’ Dat was een mooi moment – zowel dat we het aan elkaar vertelden als dat we Nino daarmee nog een functie gaven, hem bij ons leven betrokken.’
Drie jaar voor zijn dood speelde je de hoofdrol in Romeo, een film over de dood van een kind waarvoor je een Gouden Kalf won. ‘Regisseur Rita Horst en mijn tegenspeler Johan Leysen hadden dat samen meegemaakt. Ik had hun kindje zelfs gezien. Dus ik voelde een grote verantwoordelijkheid om die rol goed te spelen. Ik mocht geen steek laten vallen en vond het een eer dat zij mij voor zo’n belangrijke rol vroegen.’
Niet lang daarna kreeg je zelf met het verlies van een kind te maken. ‘Ziekmakend vonden zij dat, ze waren zo lief.’
Ben je zelf bang voor de dood? ‘Nee. Je staat door alle mensen die wegvallen wel meer stil bij je leeftijd. Ik speelde ooit met Linda van Dyck in Ademloos. Zij overleed onlangs, pas vijfenzeventig jaar oud. Dan ga je denken: jeetje, dat ben ik over drie jaar al. Maar mijn moeder werd drieënnegentig. Nadat zij haar heup brak, wilde ze niet meer. Ze stopte met eten en drinken, werd ook een beetje geholpen door de huisarts. Die vroeg toen het moment daar was nog: ‘Moet je Yoke en Monique niet gedag zeggen?’ Mijn moeder keek ons met een grote smile aan en riep: ‘Welterusten en tot ziens!’ Een paar uur later was ze dood. Dus ik heb wel een mooi voorbeeld.’
Benieuwd naar de rest van het interview met Monique? Je leest het in de nieuwste Nouveau. Haal 'm in de winkel of houd Nouveau.nl in de gaten voor meer content.
Interview: Antoinnette Scheulderman / Fotografie: Roger Neve Styling: Xaviera Aubri / Haar en make-up: Gerda Koekoek
- Roger Neve