Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Gynaecoloog Dorenda van Dijken: 'Eindelijk wordt de overgang serieus genomen'

Als gynaecoloog ziet Dorenda van Dijken veel vrouwen die lijden onder de overgang, dus maakte ze de menopauze tot haar missie.

Gynaecoloog Dorenda van Dijken: 'Eindelijk wordt de overgang serieus genomen'

Boeiend gesprek met een vrouw met een missie!  

Als gynaecoloog ziet Dorenda van Dijken veel vrouwen die lijden onder de overgang. Tot voor kort werden die echter nauwelijks gehoord. Dus maakte ze de menopauze tot haar missie.

Hormoontherapie bij de bestrijding van overgangsklachten wordt steeds gebruikelijker. Gelukkig maar, want vrouwen hebben er recht op. De onterechte gedachte dat je van hor­moontherapie borstkanker zou krijgen, verdwijnt naar de achtergrond. Ook bestond het beeld dat huisartsen er tegen waren, maar velen schrijven het juist al langer voor.’

Als gynaecoloog in het OLVG West in Amsterdam ziet Dorenda van Dijken (63) veel vrouwen die lijden onder de overgang: ‘Ze slapen slecht, hebben last van stemmingswisselingen. Velen kunnen zelfs niet meer werken. Ook neemt na de menopauze het risico op hart- en vaatziekten toe. Waarom worden deze vrouwen niet gehoord, vroeg ik me altijd af.

'Waarom helpen we vrouwen met urineverlies wel, maar nemen we de overgang niet serieus?'

Waarom helpen we wel vrouwen met urineverlies en krijgen vrouwen die zwanger willen worden vruchtbaarheidsbehandelingen, maar nemen we de overgang niet serieus? Zo werd de overgang mijn missie. Voor ik het wist, was ik voorzitter van de Dutch Menopause Society. Binnenkort wordt de nieuwe richtlijn voor huisartsen gelanceerd, met daarin aandacht voor behandeling van overgangsklachten. Eindelijk wordt de overgang serieus genomen.’

WINTERS IN ZWITSERLAND

‘Ik ben geboren en getogen in Amster­dam Oud-Zuid. Mijn vader was hoofd kinderpsychiatrie bij de GGD. Hij was altijd aan het werk, dus weinig thuis. Hij richtte zich met name op moeilijk opvoedbare meisjes en vrouwen uit de minderjarige prostitutie. Ook mijn moeder was niet veel thuis, al werkte niet. Regelmatig kwamen er jonge vrouwen bij ons het huishouden doen en met mij en mijn drie jaar jongere zusje Katinka naar de speeltuin te gaan, een soort kindermeisjes.

Toen ik zes was, kreeg ik chronische bron­chitis en hoestte ik vierentwintig uur per dag. Door dat hoesten gingen mijn longblaasjes kapot en hield ik iedereen wakker. Daarom sliep ik op zolder. Omdat het hoesten zoveel energie kostte, had ik flink ondergewicht. Medi­catie hielp niet. Om die reden besloot mijn vader dat ik in 1964 gedurende de wintermaanden naar het Zwit­serse Davos moest. De lucht was daar schoner. Dat hielp goed en ik voelde me snel beter.

'Mede dankzij Nel heb ik een heerlijke jeugd gehad'

‘s Zomers was ik thuis. Ik mocht niet naar school, dat zou teveel energie kosten en dan zou ik nog verder afvallen. Dus kreeg ik thuisonderwijs en lag ik de hele dag in bed met dik­makende drankjes. Gelukkig was Nel er, een van die ‘kindermeisjes’, die met mij koekjes bakte en me leerde twisten en dansen. Ze vertelde me alles wat ze meemaakte, ook over haar avonturen met vriendjes. Mede dankzij Nel heb ik een heerlijke jeugd gehad.’

DANKBAAR WERK

‘Vlak voor ik naar de middelbare school ging, overleed mijn vader aan een hartstilstand. Mijn zus en ik vonden hem ’s morgens. We waren al erg close, maar na het overlijden van onze vader werd onze band nog sterker. Gelukkig konden we goed relativeren: we waren blij dat we elkaar hadden en dat onze moeder er nog was. Die ging werken op een priklab. Ze was niet erg huis­houdelijk aangelegd en kon niet koken. Daarom nam ik het huishouden op me en zorgde ik voor het eten.

Ik werd heel snel zelfstandig. Als we met z’n drieën op vakantie gingen, regelde ik de hotels. Of de camping, want we hadden een vouwwagen. Ik pakte ook de koffers in en stippelde de route uit. Mijn zus zorgde voor proviand voor onderweg. Mijn moeder reed, ik las kaart. Hoewel ze tijdens onze jeugd veel afwezig was, was mijn moeder later een fantastische oma voor mijn kinderen. Dat maakte veel goed. Mijn zusje is tien jaar geleden helaas overleden aan borstkanker. Ik mis haar ontzettend.

'Ik wist al vroeg dat ik medicijnen wilde studeren. Ik kom uit een artsenfamilie'

Ik wist al vroeg dat ik medicijnen wilde studeren. Ik kom uit een artsenfamilie: de vader van mijn moeder was huisarts en haar broer ook. Haar zwager was internist, de vader van mijn vader was tropenarts, mijn eigen vader psychia­ter. Ik vond de studie vanaf dag één geweldig. Ik belandde in een leuke vriendengroep met wie ik nog altijd heel veel contact heb. De studie ging me goed af. Eén ding wist ik zeker: verloskunde was niet mijn vak, liever werd ik kindercardioloog. Toch werd mij een plek als assistent-gynaecoloog aangeboden. Mijn professor zei: ‘Doe het nou maar, dan zie je wel.’

'Ook al is het soms een verdrietige situatie, je kunt altijd verschil maken'

Gelukkig maar, want ik vond het al snel fantas­tisch en doorliep de opleiding met veel plezier. Gynaecoloog is zo’n mooi en divers beroep. Het ene moment sta je te opereren, het volgende moment moet je een bevalling met stuitligging begeleiden of psychische ondersteuning bieden aan mensen die bijvoorbeeld een kind hebben verloren. Ook al is het soms een verdrietige situatie, je kunt altijd verschil maken. Zulk dankbaar werk. Er is zelfs twee keer een baby naar me vernoemd. Heel eervol.’

Inmiddels is Van Dijken naast haar werk als gynaecoloog en voorzitter van de Dutch Menopause Society ook docent aan de opleiding voor verpleeg­kundig overgangsconsulenten aan de Breederode Hogeschool in Rotter­dam en voorzitter van de stuurgroep Women’s Health van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynae­cologie (NVOG).

‘Ik kan goed organiseren, neem graag het initiatief en kom voor anderen op. Zo regelde ik tijdens mijn studie oude tentamens om te oefenen, ging ik in een tuinbroek demonstreren voor ‘baas in eigen buik’ en was ik studen­tenvertegenwoordiger van de MFAS, de Medische Faculteit van Amsterdamse Studenten. Ik organiseerde feestjes en bijeenkomsten en organiseer nog steeds alle reünies. Een collega noemt mij weleens minister van Sociale Zaken.’

UIT DE TABOESFEER

‘Naarmate ik ouder word, wordt het feministische in mij eerder sterker dan zwakker. Ik wil voor vrouwen opkomen en hen stimuleren voor zichzelf op te staan. De overgang moet uit de taboefase. Natuurlijk kunnen en moeten vrouwen ook zelf meer het heft in handen nemen. Te vaak nog laten ze zich leiden door angst of door wat anderen zeggen of vinden.

Zeventien jaar geleden kreeg ik een relatie met Jan. We zijn gekoppeld door mijn zusje. Die had met kerst een helder moment en organiseerde een blind date voor ons. De dochter van Jan was bevriend met de dochter van mijn zus. Uit mijn vorige huwelijk heb ik twee dochters, hij bracht een tweeling in.

De kinderen hadden meteen een klik met elkaar. Daardoor werkte onze relatie ook goed. Het ene weekend waren we met zijn zessen en het weekend erop met zijn tweeën. Mijn jongste dochter was al snel heel close met Max, de zoon van Jan, waardoor iedereen dacht dat dat de tweeling was. Allebei waren ze dol op kaarten, ze speelden allebei vals. Ze zijn erg aan elkaar gewaagd.

En toen mijn jongste dochter haar eerste vriendin had, belde ze eerst haar stiefzus voordat ze het aan mij vertelde. Heel bijzonder. Jan en ik hebben onze kinderen alle ruimte gegeven en altijd gesteund in hun keuzes. Wat ik ze vooral heb meegeven: kijk niet naar wat je niet hebt, maar wat er wel is. Net als mijn zus en ik vroeger deden. En ook: volg je passie, doe wat je leuk vindt. Dat is gelukt. Geen van hen is arts geworden trouwens. Prima.’

DOL OP SUIKERS

‘Lang ben ik erg onzeker geweest over mijn uiterlijk. Vanaf mijn twaalfde had ik een bril en al snel ook een beugel. Daarbij was ik dus graatmager. Mensen dachten vaak dat ik anorexia had. Om de vermoedens niet aan te wakkeren, ging ik tijdens etentjes zo min mogelijk naar het toilet. Nog altijd ben ik niet dik. Alleen tijdens mijn zwangerschap woog ik boven de zestig kilo. Collega’s zeiden weleens: ‘Je moet maar snel in de overgang komen, want dan kom je tenminste aan.’

Dat was ook zo, er kwam vier kilo bij. Eindelijk ben ik nu blij met mijn gewicht. Ik ben nog altijd dol op suikers: Marsen, Twixen, glacékoeken... Ongezond, maar bijna van levensbelang voor mij. Van die bril ben ik nooit meer afgekomen, maar dat is inmiddels niet meer erg. Brillen zijn hip en bovendien verbergt een bril lekker je rimpels. Sinds mijn veertigste heb ik wel weer last van mijn longen, daarom doe ik nu geen nachtdiensten meer. Toch is ouder worden niet erg. Ik zeg altijd: zolang je nog kunt klagen, mag je niet klagen.’

Dit interview heeft eerder in de printeditie van Nouveau gestaan

STYLING: CLAUDIA ENGELS / VISAGIE: NICOLETTE BRØNDSTED / KLEDING: LADRESS, UNISA, ZARA, ARKET, SECOND FEMALE, SET

Interviews
  • Sacha de Boer