'Ze heeft ons nooit belast met haar verdriet.'
Het oorlogsdagboek van haar Joodse moeder was voor Dieuwertje Blok een openbaring. Niet alleen omdat ze een heel andere kant zag van de vrouw die ze zo goed dacht te kennen, maar ook vanwege de overeenkomsten met zichzelf. ‘Dat licht ontvlambare hart heb ik dus van haar.’
Een beetje à la Joop ter Heul leest het tienerdagboek van Henny Gazan, de moeder van Dieuwertje Blok. Ze hield het bij tussen 1939 en 1942, zonder dat iemand ervan wist. Het lag opgeborgen in een hoedendoos in het ouderlijk huis van de presentatrice.
Zelfs na Henny’s dood in 2014 kwam het niet boven water. Dat gebeurde pas twee jaar geleden na het overlijden van Dieuwertjes vader Dick. Met haar zus Tessel stuitte ze op de doos, waarvan ze dachten de inhoud al te kennen. ‘Maar blijkbaar waren we, letterlijk, nooit tot de bodem gegaan.’
En daar vonden ze een schat van ongekende emotionele waarde. Keobgad nav Ynneh staat op de kaft van het schriftje. Ofwel: Dagboek van Henny, maar dan achterstevoren.
'Galstenen van oma Stella, platvoeten van mijn moeder. Een fijne erfenis'
‘Het was een fantastische vondst, zeer opwindend,’ zegt Dieuwertje. ‘Ik kreeg zomaar een kijkje in het hoofd van mijn moeder, van ver voor mijn tijd. Ik dacht altijd dat ik vooral op mijn vader leek: ongeduldig, eigenwijs, neiging tot stampvoeten. Maar dankzij mijn moeders dagboek zie ik hoeveel van mijn beide ouders ik in me draag. Galstenen van oma Stella, platvoeten van mijn moeder. Een fijne erfenis. Mijn lijf gaat steeds meer op dat van mijn moeder lijken, en ik krimp ook. Mama was op het eind van haar leven een meter vijftig, net op de dwerggrens, zoals ze zelf zei.’
De dreiging die je met de kennis van nu achter elk onschuldig woord uit het dagboek voelt, drong zich nog niet op in het tienerleven van Henny Gazan. Dieuwertje: ‘Voor ons is zo’n jaartal 1939 beladen, omdat we de geschiedenis kennen. Voor mijn moeder moest die nog geschreven worden.’
Fragment uit Henny’s dagboek, 15 oktober 1939
Och, over de oorlog zwam ik maar liefst niet. Je zult zeggen, erg gemakkelijk, maar och, ik ben pas zestien en laat ik er nu eens het beste van trachten te maken en niet hier bladen volpennen over boten die getorpedeerd, menschen die gedood en steden die vernietigd worden. Het is allemaal al erg genoeg en nooit zullen de menschen het leren. Ik zou eigenlijk graag Idiot’s delight zien. Nou, misschien vanavond. Er ligt nog een hele lange heerlijke dag voor me. Mij benieuwen wat ie me brengen zal.
Henny vertelt terloops over de oorlog, steeds is het weer het leven dat lonkt. Ze rept tussen neus en lippen door over de steeds grotere beperkingen die werden opgelegd aan de Joodse bevolking, het zo netjes mogelijk opnaaien van de gele ster. Ze vertelt ook over het Amsterdamse Lloyd Hotel waar Duits-Joodse vluchtelingen al vanaf 1938 werden opgevangen.
‘Ik ben niet vrolijk over het huidige vluchtelingenbeleid van Nederland,’ zegt Dieuwertje, ‘maar dat is niets nieuws. Het was al zo toen de Joden uit Duitsland vluchtten voor de nazi’s. Ze zaten in het Lloyd Hotel in een soort gevangenis van waaruit ze werden overgebracht naar kamp Westerbork.
'Al die jongens daar, al die romantische puberale onzekerheid, terwijl de wereld aan het randje van de afgrond stond'
Mijn moeder vertelt er in haar dagboek bijna laconiek over. Ik wist dat mijn oma daar optrad voor de vluchtelingen, maar ik heb nooit geweten wat voor aantrekkingskracht die plek op mijn moeder heeft gehad. Al die jongens daar, al die romantische puberale onzekerheid, terwijl de wereld aan het randje van de afgrond stond. Daarover heeft ze nooit met een woord gesproken.’
Zelfs toen Henny en haar Joodse vrienden alleen nog terecht konden bij elkaar, was de opwinding van het leven op de rand van volwassenheid groter dan het kwaad dat zich met duivelse kracht aan de wereld opdrong. Misschien is het juist daarom wel zo ontroerend om te lezen hoe dat jonge meisje droomt zoals Anne Frank dat deed, zoals talloze Joodse meisjes en jongens dat deden.
Fragment uit Henny’s dagboek, 15 oktober 1939
Ik heb tegenwoordig wat je noemt levenshonger, ik zou het allemaal wel gauw in me op willen slokken, maar ben toch soms bang dat ik m’n maag zal overladen…
Hennie, zoals ze eigenlijk heette, was haar naam op zijn Engels gaan schrijven nadat ze voor een schooluitwisselingsproject een tijd in Groot-Brittannië bij een gastgezin had gewoond. Enkele brieven uit die tijd zijn bewaard gebleven.
In 1938 schrijft ze aan haar vader en moeder:
Het is gewoon niet te zeggen hoe moorddadig fijn het hier is. Vanmorgen heb ik gewinkeld. Ik ben aan verschillende mensen voorgesteld die vonden dat ik perfect Engels sprak. Maar nu eindig ik, want mijn papier is op. Vele groeten van allemaal aan allemaal en 10000 zoenen van Hens...
Haar dagboek begint Dieuwertjes moeder een jaar later, als ze allang weer terug is uit Engeland. Het eindigt abrupt als ze in 1942 moet onderduiken. Henny was negentien en zou tweeënhalf jaar binnen zitten. Ze hielp wat in de huishouding, las veel en als er visite was, verstopte ze zich in een kast. Haar ouders vonden elders onderdak.
Lange tijd weten ze niet van elkaar waar ze verblijven, maar ze vinden elkaar terug. Henny, haar ouders, grootouders en een neef overleven de oorlog. De meeste figuranten uit Henny’s dagboek doen dat niet.
Van een aantal van hen vond Dieuwertje door haar moeder bewaarde brieven. Van goede vriendin Lottie Poons en aanbidders als Simon Huisman. ‘Er waren verhalen genoeg,’ schrijft Dieuwertje, ‘maar mijn moeder heeft ons nooit belast met het verdriet.
Dat verdriet duikt nu pas op, omdat ik niet kan stoppen met zoeken: naar sporen van mensen die door mijn moeders dagboek even voor me zijn gaan leven. En ik vond ze stuk voor stuk terug in het Joods Monument, met eindstation Auschwitz of Sobibor. Ook Simon, ook Lottie.’
'Zoals dat meestal op die leeftijd is, ze was toen zestien, zag mijn moeder zichzelf vooral als middelpunt van het universum'
Desondanks is Dieuwertjes boek niet zwaarmoedig van toon. ‘Omdat ik dat zelf ook niet ben. Ik heb een beetje de licht ironische toon van mijn moeder aangehouden. Af en toe sijpelt er iets van de dreiging door. Maar zoals dat meestal op die leeftijd is, ze was toen zestien, zag mijn moeder zichzelf vooral als middelpunt van het universum. Ze was klaar om van het leven te gaan genieten en vooral haar eigen gang te gaan.’
Fragment uit Henny’s dagboek, 6 juni 1939
Hoelang ik het vol zal houden om in dit dagboek te schrijven, weet ik niet. Maar ik heb werkelijk behoefte mijn hart eens uit te storten. En, dierbaar dagboek, wil a.u.b. niets verklappen. De hoeveelste het vandaag is, weet ik niet. Doet er ook eigenlijk niet toe. Maar het was een avond uit duizenden. We zaten om de tafel (Renée [Koperberg] en ik) met Arthur [Heimann]*, natuurlijk naast mij, [Siegfried] Levy* tegenover me, Walter [Henle]* daarnaast, de twee Berliners [Ludwig] Hirschmann* en [Siegfried, ‘Sieg’] Lehmann*, Siegfried en Herr Adler. En we waren werkelijk het middelpunt.
Op één van hen ben ik absoluut verliefd, maar wie het is, weet ik niet. Eén ding is zeker, dat Arthur stapel op mij is (toch een leuk idee). Ik geloof dat Hirschmann het is, die mijn hoofd op hol brengt, hij is groot, blond en stoer. Spreekt perfect Fransch, Duitsch en Engelsch, is zeer arrogant, heeft machtswellustelingachtige neigingen (poeh, wat een woord) en flirt met iedereen.
Een ander ogenblik denk ik weer dat het de stille Fritz Alexander is met zijn melancholiek fijn snuit en zijn kunstenaars-ziel. Dan denk ik weer dat het Ernst [Alexander]* is, de kalme jongen, die in Groningen gestudeerd heeft en perfect Hollandsch spreekt. En ten slotte denk ik dat het toch de stoere, blonde Berliner die zo knap en stil is en op de filmschool was, het wint.
Arthur was weer erg stil en te devoot en te in zichzelf gekeerd om voor cavalier te spelen. Ze plagen hem allemaal vreselijk. Walter zat ook bij ons aan tafel en vertelde me verhalen uit München. Hij spreekt perfect Engelsch.Hij is ook leuk en maakt veel complimenten. Ik was veel te laat thuis, natuurlijk. Maar kreeg niet op mijn hoofdje. Zieg
Dieuwertje koestert de verhalen over Henny’s vele verliefdheden. ‘Dat eindeloze dromen over de ware. Ze heeft al die jongens en mannen ook in mijn leven zien komen en gaan en liet het mij wijselijk zelf uitzoeken, maar wel met haar armen om me heen.
'Dat licht ontvlambare hart, daar heb ik ook behoorlijk last van gehad'
Ze kende mij zoals een moeder haar kind kent, erdoorheen kijkt, alles doorheeft. Nu denk ik vooral dat ze me ook herkende, dat ze veel van zichzelf terugzag in mij. Dat licht ontvlambare hart, daar heb ik ook behoorlijk last van gehad. Maar daar heeft mijn moeder nooit iets over verteld. Toen ik als jong meisje maar steeds verliefd werd, heeft ze nooit gezegd: ach kind ik ken dat.’
Met het boek heeft Dieuwertje ook een liefdesverklaring aan haar moeder geschreven. ‘In ons gezin vol vrouwen is zij altijd de warme fysieke spil geweest. Er bestond tussen ons een grote intimiteit. Tot op hoge leeftijd zaten we alle drie met enige regelmaat bij haar in bad, stortten ons hart uit, namen het leven door, heel dichtbij. Dichterbij dan een moeder komt niemand, dacht ik vaak.’
Henny met haar gezin: links Francine, midden Dieuwertje, rechts Tessel
Toen ze eenmaal in samenspraak met zussen Tessel en Francine had besloten het dagboek van hun moeder te publiceren, wilde ze ook context geven aan de woorden die ze had opgetekend. Een pittige klus: ze schreef de geschiedenis van haar familie. Van haar oma Saartje Canes, die zich van kousenbreister uit de oude Jodenbuurt opwerkte tot een gevierd zangeres/cabaretière, met artiestennaam Stella Fontaine.
Ze trouwde met Sam Gazan, een flinkgebouwde slager, met wie ze zich vestigde in de Amsterdamse Watergraafsmeer. Daar, aan de Hogeweg 29, zou hun enig kind, dochter Hennie, deels opgroeien. Later verhuisde het gezin naar de Linnaeusparkweg 57.
Dat huis zou in 1942 worden gevorderd door de nazi’s. Na de oorlog woonden er NSB’ers en heeft de familie hemel en aarde moeten bewegen om hun bezit terug te krijgen.
Henny blijkt ook theatrale talenten te hebben. Ze treedt op met cabaretlegende Wim Sonneveld en De Spelbrekers (Kleine kokette Katinka). Hetty ‘Zuster Klivia’ Blok wordt haar beste vriendin en haar getuige als ze op 31 oktober 1955 trouwt met de liefde van haar leven, Dick Blok. Met hem krijgt ze drie dochters die opgroeien in een liefdevol gezin.
‘Thuis was het een warm nest, mijn ouders adoreerden elkaar,’ aldus Dieuwertje. De jonge Henny Gazan... zij adoreerde jongens.
Fragment uit Henny’s dagboek, 7 juni 1939
Jongens, jongens en nog eens jongens. En nog niet eens een vaste vriend. Een lover. En ik heb er behoefte aan. Afwachten wat zondag me brengen zal. Dag lief dagboek. Wat ben ik toch een egoïste, en Renée ditto met een sterretje. We doen net of we met een zuiver menschlievend standpunt aldoor Kampwaarts trekken, maar het is alleen eigenbelang en jongens. Ik schaam me diep, maar dat ik zo gek doe, kan de lente wel zijn. Morgenavond dansen. Dag dagboek, ik tol om, tot morgen, veel groeten van een klein egoïstje.
Dieuwertje: ‘Dat continu met jongens bezig zijn, die assertiviteit, de valsigheid tegenover vriendinnen, ik heb nooit geweten dat ze zo was.’ De lichtheid, humor en zelfspot, die kende ze wel van haar moeder. ‘Ik heb alleen altijd gedacht dat dat iets was dat ze als een soort bescherming had gecreëerd na de oorlog. Om te kunnen omgaan met wat er gebeurd was. Maar ze was daarvoor ook al zo. Het was haar wezen, haar kern, die lichtheid. Dat dat niet kapotgemaakt is door de oorlog is natuurlijk heel bijzonder.’
Draaglijke Lichtheid kost 23 euro
Foto Dieuwertje (c) Brunopress, andere foto's privébezit Dieuwertje Blok
Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in