Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

REPORTAGE: WILLIAM TURNER, Schilder van het licht

William Turner, Schilder van het licht Zelfportret In Museum de Fundatie in Zwolle en Rijksmuseum Twenthe in Enschede is tot 3 januari 2016 de dubbeltentoonstelling Gevaar & Schoonheid - Turner en de traditie van het sublieme te zien. Wat voor mens was deze Britse Rembrandt? De artistieke beteken...

REPORTAGE: WILLIAM TURNER, Schilder van het licht

William Turner, Schilder van het licht

William Turner

Zelfportret

In Museum de Fundatie in Zwolle en Rijksmuseum Twenthe in Enschede is tot 3 januari 2016 de dubbeltentoonstelling Gevaar & Schoonheid - Turner en de traditie van het sublieme te zien. Wat voor mens was deze Britse Rembrandt?

De artistieke betekenis van William Turner voor Groot-Brittannië is zeker zo groot als de betekenis van Rembrandt voor Nederland. Op kunstbeurs TEFAF in Maastricht werd eerder dit jaar voor een klein werk van Turner al dertien miljoen euro gevraagd – en betaald. Tijdens Gevaar & Schoonheid, de unieke dubbeltentoonstelling in Enschede en Zwolle, worden ruim vijftig schilderijen en aquarellen van de beroemde schilder gepresenteerd. Het kleinste werk in Enschede meet 9 bij 15 centimeter, het grootste 1,66 bij 3,06 meter. De totale waarde van de vijftig Turner-schilderijen wordt geschat op meer dan vierhonderd miljoen euro. Naast schilderijen zijn er ook tekeningen, sculpturen, foto’s en licht- en video-installaties te zien.

Joseph Mallord William Turner (1775-1851) geldt als de grootmeester van het ‘sublieme landschap’. De rode draad in Turner’s werk zijn de vier elementen: water, aarde, vuur en lucht. Op basis van die thema’s zijn ook 
beide exposities ingericht. Turner liet zich inspireren door verschillende oude meesters en geldt op zijn beurt als inspirator voor ‘jonge’ meesters. Daarom zijn er op de dubbeltentoonstelling ook werken te zien van andere schilders, uit de late middeleeuwen tot heden, onder wie Aelbert Cuyp, Claude Lorrain, Gustave Courbet, Claude Monet, Ernst Ludwig Kirchner, Armando en Gerhard Richter.

Schuilen

William Turner

Gevaar & Schoonheid is niet alleen de titel van de expositie, het waren ook sleutelbegrippen in de kindertijd van William Turner. Vader Will Turner verdiende zijn brood als kapper en pruiken-maker in het hart van Londen. Hij was getrouwd met Mary Marshall, een mentaal kwetsbare huisvrouw. Samen met zijn zusje groeide de kleine William op in een sobere en sombere sfeer. De depressieve buien van zijn moeder hingen als donkere wolken boven elke nieuwe dag. De jongen zocht een schuilplaats voor zijn treurige omgeving en kroop in een hoek van de kamer, waar hij zijn eigen wereld verbeeldde. Hij vluchtte voor de onvoorspelbare stemmingen van zijn moeder.

Tot zijn tiende jaar zag hij hoe zij worstelde met haar leven. Hoe het voor haar onmogelijk was om haar kinderen warmte en aandacht te geven. In 1785 vond vader Will Turner het niet langer verantwoord. Hij zorgde ervoor dat zijn zoontje bij een onbekende oom en tante in Brentford kon gaan wonen, een kleine stad ten westen van Londen, aan de Theems.

Een jaar later overleed het zusje van William. En werd zijn moeder opgenomen in een psychiatrische inrichting. In korte tijd stond het leven van de elfjarige William volledig op zijn kop. Geestelijk was hij in een zware storm terechtgekomen, die alleen nog maar in kracht toenam. Hij was uit huis geplaatst, had zijn zusje verloren en zijn moeder zat in een ‘krankzinnigengesticht’. Toen moest zijn puberteit nog beginnen… Turner had maar één houvast: een potlood.

Van kapsalon naar kunstacademie

William Turner

In Brentford ontdekte William het platteland en het water. Zijn ogen waren bijna belangrijker dan zijn penseel. Hij gaf ze goed de kost. Hij was vaak te vinden in de omliggende straatjes van Covent Garden en op het platteland van Oxford. Altijd maar tekenend in zijn schetsboek. Vader William speelde een essentiële rol in het leven van William. Want Turner senior stak zijn enthousiasme over zijn schilderende zoon niet onder stoelen of banken. Veel van de tekeningen hing hij op in zijn kapperszaak. De man was apetrots op zijn zoon. Daar, tussen de potten zeep, scheermessen, pruiken en kammen, exposeerde William Turner junior voor het eerst. En niet zonder succes, want vader Turner verkocht de werken maar al te graag aan zijn klanten…

Pas vijftien was William Turner toen hij als veelbelovend talent toegelaten werd tot de Royal Academy of Arts. Een unicum. Bovendien was dit een enorme sprong voorwaarts in zijn zelfvertrouwen. Van een hoek in een donkere kamer naar de Koninklijke Academie in Burlington House, in de Londense wijk Mayfair. Het moet voor de kapperszoon gevoeld hebben als een reis naar de zevende hemel. Een aquarel van Turner werd, binnen een jaar, geaccepteerd voor de zomertentoonstelling van de academie. Zijn ster begon te rijzen. Als schilder van het Britse landschap werd Turner enorm populair bij het grote publiek. De Schilder van Het Licht werd (en wordt) hij genoemd. Wie zijn werk ziet, begrijpt direct hoe hij aan die titel kwam. Maar William Turner zal zelf ook heel goed hebben beseft hoezeer zijn donkere achtergrond de basis vormde voor zijn onstilbare honger naar licht.

Handelsgeest

William Turner

Turner wilde de grens over en zocht contact met kunstschilders in het buitenland. Hij begon in Zwitserland en Frankrijk in 1802 en bezocht het Louvre in Parijs. William kwam ogen tekort en raakte vooral onder de indruk van het landschap in de Alpen. Later bezocht hij diverse malen Venetië. In 1807 verscheen het eerste boek van Turner, Liber studiorum, een serie studies naar het schilderen van landschappen. Maar in Turner ging ook een dichter schuil. Zijn begeleidende teksten waren heel poëtisch.

Nog geen dertig jaar oud opende hij zijn eigen galerie. Hij begon te experimenteren met nieuwe schildertechnieken. Turner werkte met uiteenlopende soorten verf. Kennis over duurzaamheid en kleurechtheid van pigmenten stond rond 1800 nog in de kinderschoenen. Karmijnrode pigmenten met intense kleurkracht doofden binnen korte tijd uit tot roodbruine vlekken. Joyce Townsend, wetenschappelijk hoofdconservator van het Tate Britain-museum in Londen, vertelde dat Turner er helemaal niet in geïnteresseerd was of zijn doeken de eeuwigheid zouden doorstaan. Of hij durfde niet te geloven dat er tweehonderd jaar later wereldwijd vele honderdduizenden mensen ademloos naar zijn kunstwerken zouden kijken. Maar zijn handelsgeest was goed ontwikkeld. In zijn galerie, waar hij zijn schilderijen rechtstreeks aan liefhebbers verkocht, durfde hij exorbitante en – voor die tijd – ronduit belachelijke prijzen voor zijn werken te vragen.

Grillig karakter

Bij Turner leek het meer om het schilderen zelf te gaan dan om het eindresultaat, het proces was voor hem belangrijker dan het resultaat. Als kleine jongen wilde hij al tekenen om een goed gevoel te krijgen. Ook op latere leeftijd was dat regelmatig zijn drijfveer. Hij zette zijn schilderijen vaak in een stoffige, vochtige hoek van de kamer, waar de werken waren overgeleverd aan schimmel. Hij zou zelfs een provisorisch kattenluik hebben gemaakt in een van zijn doeken, voor zijn zeven Manx-katten. Vrienden had Turner niet of nauwelijks, maar voor zijn zeven katten offerde hij rustig een meesterwerk op…

Zijn beste vriend werd zijn vader. Tot zijn dood in 1829 woonde Turner senior dertig jaar lang bij zijn zoon. Vader hielp hem in zijn atelier bij het

William Turner

spannen van de doeken, regelde zaken op de achtergrond en zorgde voor de paletten. Ondanks het feit dat William al jong door zijn vader bij een oom en tante was geplaatst, groeide er een intense vertrouwensrelatie. Na het overlijden van zijn vader ging William Turner symptomen van zijn moeders geestesziekte vertonen. Hij had last van stemmingswisselingen en depressieve buien. Zijn karakter zat vol tegenstellingen: hij kon ruw en onbeheerst zijn, maar ook genereus en meelevend. Turner had verder niet veel langdurige relaties. Hij durfde zich niet goed te binden. Als kleine jongen had hij ervaren hoe zijn moeder het leven niet aankon en hoe zijn zusje al jong stierf. Persoonlijk geluk leek volkomen onbereikbaar. Turner was niet geboren om van vrouwen te houden. Hij kreeg twee buitenechtelijke dochters bij zijn maîtresse, Sarah Danby. Naast haar had hij nog een aantal minnaressen, maar die lieten zich nooit in het openbaar zien.

Duister mens

Zo veel schoonheid als hij op het doek wist te krijgen, zo weinig aandacht had Turner voor zijn eigen uiterlijk. In 1833 bezocht hij Eugène Delacroix, die geldt als de belangrijkste Franse kunstschilder van de romantiek, Le prince des romantiques. Na het bezoek van Turner vertelde Delacroix dat hij Turners werk weliswaar zeer bewonderde, maar dat de man niets van romantische charme uitstraalde. Integendeel! Delacroix schreef in zijn dagboek:

William Turner

‘Turner maakte een onverschillige indruk. Hij zag eruit als een arme Engelse boer, gekleed in zwarte, slonzige kleren en hij had een koude, donkere blik in de ogen.’ De schilder van het licht was een duister mens.

Turner overleed in 1851 in zijn huis in Cheyne Walk, Chelsea, bij Londen. Twintig jaar na zijn dood werden de schilderijen overgedragen aan het British Museum. Hun Turner-collectie bestaat uit driehonderd olieverfschilderijen en rond de dertigduizend schetsen en aquarellen, waaronder driehonderd schetsboeken en is  grotendeels te zien in de Tate Gallery in Londen.

‘Wie zijn werk ziet , begrijpt direct waarom Turner de Schilder van Het Licht wordt genoemd’