Of dat Elektronisch Patiënten Dossier er niet alsnog kan komen.
Al geruime tijd ben ik bij twee verschillende oogartsen in behandeling, de ene werkt in onze plaatselijke oogkliniek, de ander is specialist in een universitair ziekenhuis. De oogkliniek in mijn woonplaats heeft me verwezen naar de universiteitsarts, omdat die een expert is op het gebied van moedervlekken-in-het-oog. Een exotische afwijking, die ik deel met mijn zus en 5 tot 10 procent van de bevolking. Bij mij lijkt het om een erfelijke kwestie te gaan.
Omdat de moedervlek goed in de gaten gehouden moet worden, moet ik een paar keer per jaar voor controle naar de universiteits-arts, terwijl ik voor een staarbehandeling in mijn eigen kliniek terecht kan.
In beide instellingen worden mijn ogen gemeten, gescand en gefotografeerd, waarbij ik de indruk heb, dat er nogal eens wat dubbel werk wordt gedaan. Soms komt het voor dat ik in één week dezelfde onderzoeken onderga in twee verschillende ziekenhuizen.
Is dat niet te voorkomen, vraag ik me af. Laatst stelde ik die vraag aan de plaatselijke optometriste, die voor de zoveelste keer mijn ogen scande. En toen kwam de aap uit de mouw: ‘Wij hebben, vanwege de privacy, geen inzage in elkaars dossier over u’, was het antwoord. Dus ben ik afhankelijk van collegiaal overleg tussen de artsen, maar dat hapert wel eens.
En ik maar denken, dat we in Nederland een elektronisch patiëntendossier (EPD) hebben, waarin elke behandelende arts mag kijken.
Maar ik blijk niet goed opgelet te hebben, want dat nuttige medische instrument is er nooit gekomen. Na jarenlang gesteggel werd de wet, die het regelde, in de Eerste Kamer weggestemd. En dat terwijl men er in 2008 op voorhand al mee was begonnen, in de overtuiging dat de benodigde politieke toestemming er wel zou komen. Hoe nuttig is het immers, als artsen bij een ongeluk of een andere acute medische situatie, snel kunnen zien aan welke kwalen de patiënt lijdt en welke medicijnen hij gebruikt?
In 2009 keurde de Tweede Kamer de instelling van zo’n elektronisch patiëntendossier goed, maar toen moest de wet nog langs de Eerste Kamer, waar hij unaniem werd afgekeurd, iets wat zelden of nooit gebeurt. Sindsdien duurt de discussie over het EPD voort. In 2011 sneuvelde een aangepaste versie nogmaals in de Eerste Kamer, weer unaniem en in 2012 bleek dat inmiddels ook de meerderheid van de Tweede Kamer onoverkomelijke bewaren had tegen het EPD.
Waar is men bang voor? Voor inzage en misbruik door onbevoegden zoals (zorg)verzekeraars, bedrijfsartsen, werkgevers, media of hypotheekverstrekkers. Allemaal instanties, die er niets mee te maken hebben dat jij kanker hebt gehad of in een psychiatrische instelling hebt gezeten.
Hoe groot de kans op dat soort misbruik is en welke malafide artsen, criminele verpleegkundigen, Russische of Nigeriaanse hackers daar aan te pas moeten komen, is nooit helemaal duidelijk geworden. Maar de angst ervoor was – en is- groot genoeg om het EPD tot nu toe onmogelijk te maken.
Dus vraag ik elke keer aan mijn oogartsen mij precies te vertellen hoe het ervoor staat met mijn ogen en wat de behandelplannen zijn.
Als een medische postduif breng ik dit daarna over aan zijn collega.
Wat mij betreft mag het EPD er morgen komen. Ik neem het risico voor lief dat mijn kapster, glazenwasser en werkster, mochten zij over bovenmenselijke technologische gaven beschikken, erin kijken en ontdekken dat ik wel eens een oxazepam gebruik.
Ze doen maar.
Ik ben de schaamte voorbij.
Deze column heeft eerder in Meer over Medisch gestaan
Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in