Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Doret van der Sloot verwerkt haar verdriet: diepe rouw, hoge bergen

Doret van der Sloot (50), zorgethicus en programmamaker, verloor in één jaar tijd haar vader en haar moeder. Om op adem te komen en vrijuit te rouwen, besloot ze drie weken te gaan lopen, hoog in de bergen van Nepal.

Doret van der Sloot: diepe rouw, hoge bergen

Helen in de Himalaya: een persoonlijk verhaal.

Doret van der Sloot (50), zorgethicus en programmamaker, verloor in één jaar tijd haar vader en haar moeder. Om op adem te komen en vrijuit te rouwen, besloot ze drie weken te gaan lopen, hoog in de bergen van Nepal.

De medewerker in grijze stofjas legt het gewichtig uit: ‘Als deze knop op groen springt, mogen jullie op die rode knop drukken. Wie wil dat doen?’ Mijn zus knikt en drukt. Ik schrik wanneer de lopende band in beweging komt en de kist de hete crematieoven inschuift. Dit was het dan, mijn moeder is er niet meer...

De dagen die volgen, trekken in een waas aan me voorbij

Het is meerdere keren tegen me gezegd. Na een jaar met alleen maar verliezen moet je op adem komen, uitrusten. Right. En hoe doe je dat dan? De dag na de crematie van mijn moeder schreeuwt mijn actielijst om aandacht. Rekeningen hebben zich opgestapeld, de envelop van een deurwaarder ligt bovenop. De kinderen zeuren dat het ontbijt niet lekker en de thee te koud is, mijn man verdwijnt in zijn krant en de hond kijkt me vragend aan.

Dus dit is het begin van de volgende levensfase waarin ik zonder ouders verder moet? Dat de deurbel gaat en de stoep vol vrolijke pubers staat, komt volstrekt surrealistisch over. De dagen die volgen, trekken in een waas aan me voorbij. Het leven racet door alsof er niets is veranderd en mijn keel wordt langzaam dichtgeknepen. Ik snak naar adem en verlang naar een tijdloze ruimte waarin ik ongestoord alleen kan zijn met mijn verdriet.

In de rij voor de incheckbalie is het druk. Inchecken, paspoort- en bagagecontrole verlopen voorspoedig, ik zit ruim voor vertrek in de stille, donkere vertrekhal. Heerlijk. Niemand met wie ik in gesprek moet, niemand voor wie ik hoef te zorgen, niemand aan wie ik verantwoording hoef af te leggen. Ik leg mijn voeten op de stoel tegenover me, zak onderuit en dommel weg in een onrustige slaap.

Als je lieve man overlijdt, slaat de dementie versneld toe. Je kunt onmogelijk nog voor jezelf zorgen, dus we regelen dagopvang, thuiszorg, een wandelmaatje en een rode knop voor om je nek. Ik reis een of twee keer per week van Amsterdam naar Zeeland om je koelkast en wasmachine te vullen en bel je elke ochtend stipt om negen uur om de dag door te nemen. Dat geeft je overzicht en kalmeert, voor een paar minuten.

Vanuit mijn ooghoek zie ik wat reisgenoten zitten. Er bekruipt me een unheimisch gevoel. Wat heb ik mezelf in godsnaam aangedaan? Vlieg ik nu werkelijk naar de andere kant van de wereld om met een groep vreemden, drie sherpa’s en zes dragers negentien dagen door de Himalaya te trekken? Ik haat reizen. Ik ben moe, overstuur en verdrietig.

Bij aankomst in Kathmandu is de groep compleet. Nog nooit zag ik zo veel vogelaars bij elkaar. Dit zijn dus mensen die ‘natuurreizen’ maken. Afritsbroek en bergschoenen blijken de standaardoutfit. Terwijl we elkaar de hand schudden, probeer ik een strategie te bedenken om mezelf de komende weken afzijdig te houden.

Na een ruige busreis komen we aan in Barpak, op 1900 meter hoogte. Aan de rand van het dorp staat een langwerpig houten gebouw dat veel weg heeft van een varkensstal. Achter zes gele deuren schuilen kleine hokken; het blijken onze slaapkamers te zijn. Geen van de vogelaars geeft een kik. Ik slik. Als ik mijn rugzak neerzet, schiet er een rat over het bed van mijn buurvrouw. Dit is dus wat de reisorganisatie bedoelde met één ster (van de vijf) achter het kopje comfort. Moedeloos probeer ik me de rest van de reis voor te stellen – onder het kopje zwaarte staan vier sterren.

De vrouw die je ooit was, is er niet meer. Je hebt plaatsgemaakt voor de verwonderde, verdrietige én humoristische oude dame die je nu bent. Je weet niet meer wat je vijf minuten geleden deed of waarnaar je op weg bent. Intens geniet ik van onze lange wandelingen over de dijk, maar het is hartverscheurend om je te zien verdwijnen in de bodemloze put die Alzheimer heet.

Om zes uur de volgende ochtend vertrekken de dragers met onze bagage. Nu begrijp ik waarom we maar twaalf kilo mochten meenemen. Ik kijk de mannen na en voel me een veel te rijke Europeaan. Met het schaamrood op mijn kaken loop ik het ontbijthok binnen waar mijn reisgenoten hun pap naar binnen werken. De reis moet nog beginnen en ik word al overspoeld door een golf van heimwee. Waarom ben ik in godsnaam niet naar een luxe yogaretraite aan een warm strand gegaan?

Er vormt zich al snel een forse kopgroep van drie mannen en drie vrouwen. Ze zetten een stevige tred in die ik nauwelijks kan bijbenen. We laten het dorp en de begaanbare weg achter ons en stijgen driehonderd meter per uur. Als ik sherpa Prem uitgeput vraag of dit normaal is, kijkt hij mij met vriendelijke ogen aan. Het is een goed begin van de reis.

Bij het eerste rustpunt blijken de vogelaars over vreselijk handige spullen te beschikken. Een flexibel slangetje uit een vederlichte rugzak, waardoor je zonder moeite permanent van water wordt voorzien. Flinterdun, ondefinieerbaar voedsel dat je al een paar seconden na inname een stoot energie geeft. Sokken van materiaal waarvan ik niet eens wist dat het bestond. Wanneer ik mezelf een stukje verderop met bonzend hart en uitgestrekte armen in het hoge gras laat vallen, besluit ik om me niet gek te laten maken door welke kopgroep of fancy spullen dan ook. Dit is míjn reis en ik ga doen wat goed is voor míj.

Om je te troosten vertellen we je steeds opnieuw dat het beter met je zal gaan als je eenmaal bij ons in de buurt woont. In een fijn huis met mensen die ook last hebben van hun geheugen. Tegen je zeggen dat je naar een verzorgingshuis moet voor zwaar demente bejaarden zou je diep grieven, maar het is wel de waarheid.

Het pad voor me is verdwenen, er is alleen een steil stuk helling van los zand over. De afgrond naar de gletsjerrivier is zeker honderd meter diep. Zitten we wel goed? Ik durf niet. Ik trek het niet. Ik moet huilen, ben boos en weiger. Prem komt tegenover me staan en kijkt me liefdevol aan. Na dagen samen lopen zijn we zeer op elkaar gesteld geraakt.

‘Doret, you can do this. All possibilities are here. Set your mind to the good way and go...’. Wat een tekst, mijn Instagram-account is er niets bij. Ik kijk hem diep in zijn ogen, zie dat hij gelijk heeft en neem een besluit. Ik draai me af van de afgrond, haal diep adem en hink, stap, spring over het weggevaagde stuk berg. Woedend, vloekend, stampend en vol adrenaline arriveer ik een uur later op het eindpunt van de dag.

Na twee verhuizingen kom je nergens meer thuis, ontheemd dwaal je door het leven. Niets biedt houvast, behalve wat ooit was. En eindeloos herhalen we je verleden.

Het is me eerder opgevallen. De hoogtepunten van het leven staan niet duidelijk aangegeven; voordat je het weet, ben je eroverheen. Maar ineens, op een klein plekje tussen wel duizend Tibetaanse gebedsvlaggetjes, staan mijn reisgenoten te joelen. We hebben het hoogste punt van de pas bereikt. Met de zon op mijn gezicht observeer ik de opwinding en geniet ik van het fenomenale uitzicht. De dagen die volgen, vullen zich met schitterende vergezichten, jakweiden en gebedsmolens en -muren.

‘Is het niet de bedoeling dat ik voor­waarts leef met mijn geliefden, in plaats van achterwaarts met de doden?’

En met iedere stap die we afdalen, kom ik dichter bij huis. Mijn huis. Mijn thuis gevuld met man, kinderen, hond en alles wat ik liefheb. Ondertussen mis ik mijn ouders, denk ik veel aan wat was en voel ik me schuldig. Want is het niet de bedoeling dat ik voorwaarts leef met mijn geliefden, in plaats van achterwaarts met de doden?

Via lastige, smalle en soms glibberige paden dalen we af langs de Dudh Khola-rivier. Ik heb het moeilijk. Wanneer de vogelaars vragen hoe het met me gaat, kan ik me niet meer afsluiten of lomp reageren. Ik ben intussen een beetje van ze gaan houden. ‘Laat me maar,’ zeg ik. ‘Prem en de natuur zorgen goed voor me.’

Ineens kijk je dwars door alles en iedereen heen. Je moet in quarantaine, bent geveld door een hersenvliesontsteking. Ik pleit voor een natuurlijke dood: ‘Stop toch dit uitzichtloos lijden. Of is er nog hoop op een beter bestaan, hoeven we je niet te laten gaan?’ Je fluistert zachtjes vanuit de verte ‘Het geeft niet, ’t is goed.’

‘De natuur neemt alles van me over; ik word overmand door een peilloos verdriet’

Het landschap verandert langzaam. Langs weelderig groene rotswanden storten watervallen naar beneden. Ik steek als laatste via een lange hangbrug de rivier over en stijg een flink stuk. Voor me ontvouwt zich een weergaloze vallei. Op een smalle richel zet ik mijn stokken stevig op de grond. Het uitzicht is oogverblindend. De daadkrachtige, melkachtige rivier ruist, suist, kolkt en schittert wellustig naar beneden. De natuur neemt alles van me over en ik word overmand door een peilloos verdriet. Ik huil om wat ooit was of nooit mocht komen. Om de liefde die ik van mijn voorouders kreeg en koester, en zo goed mogelijk doorgeef.

Door dikke tranen zie ik mijn ouders de vallei in suizen, op de wind vervliegen ze in de verte. Was dit de bedoeling van de reis? Dat ik ze hier loslaat, overgeef aan de natuur? Ik blijf net zo lang staan tot er geen traan meer over is en doop de vallei dankbaar tot Tranendal. Dan richt ik me op, geniet nog een keer van het eindeloze uitzicht en kom in beweging.

Het kind in mij heeft afscheid genomen van zijn aardse ouders. De volgende stap zet ik als volwassen vrouw, moeder, partner, zus, vriendin, collega, ambachtsvrouw en alles wat er verder nog tot leven mag komen. Als de bliksem voeg ik me bij mijn reisgenoten, ik ben klaar voor de volgende fase.

Foto's (c) Doret van der Sloot

Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in