Daniëlle (49) heeft altijd veel gereisd. Kinderen pasten niet in haar leven. Ze miste het ook niet, was blij dat zij die verantwoordelijkheid niet hoefde te dragen. Sinds enkele jaren vindt ze haar leven leeg. Vaak denkt ze: had ik toch maar een zoon of een dochter gekregen.
“Vorig weekend ging ik logeren bij een vriendin in Antwerpen. Mieke en ik kennen elkaar al veertig jaar en hoewel ons leven heel verschillend is verlopen, zijn we nog altijd hecht.
Ik kom graag bij haar en haar gezin. Eigenlijk zouden wij met z’n tweeën uit eten gaan maar op mijn voorstel bleven we thuis; haar kinderen, twee meiden van vijftien en zestien jaar, hadden vriendinnen op bezoek en dat vond ik erg gezellig om mee te maken.
We keken met z’n allen televisie, al zagen we weinig met al dat chaotische geklets. Ik genoot van die jonge meisjes, van hun grapjes, hun stralende, enthousiaste gezichten.
Toen ik ’s avonds in mijn logeerbed lag en aan mijn grachtenpand in Amsterdam dacht, waar de volgende dag enkel stilte en twee katten op me zouden wachten, overviel me een gevoel van eenzaamheid. En ik dacht: als ik mijn leven over kon doen, zou ik wel een gezin stichten.
Mieke wilde altijd al moeder worden. Ik niet. Hoewel: vroeger, in mijn jeugd, wist ik niet eens dat volwassen ook wel eens géén kinderen hadden. Ik had maar één kinderloze tante; die vond ik raar en vooral heel zielig.
Alle vrienden van mijn ouders hadden een gezin. Zo zou mijn toekomst er dus ook wel uitzien, ooit; maar ik keek er niet naar uit. Ik droomde over verre reizen, andere culturen. Op mijn achttiende verhuisde ik naar de grote stad.
Ik volgde een opleiding in het toerisme en een paar jaar later kwam mijn droom uit: ik ging trektochten door Zuidoost-Azië begeleiden. Minstens de helft van het jaar was ik in het buitenland. Thuis zag ik dat mijn vriendinnen zich langzaam gingen settelen; ik begreep daar helemaal niets van. Als de hele wereld voor je open ligt, waarom zou je jezelf dan begraven in een nieuwbouwwijk met één man?
Ik had ook wel eens romances, maar ik zorgde ervoor dat ik er niet te veel in verstrikt raakte. Want binden wilde ik me niet. Ik was bang om te veel van mezelf te moeten opgeven.
Ik was zevenentwintig toen ik per ongeluk zwanger raakte. Bij het douchen merkte ik dat mijn borsten pijnlijk aanvoelden. Toen ik ging terugrekenen, besefte ik dat ik al minstens twee maanden niet ongesteld was geweest. Ik deed een test en belde meteen daarna, rustig, koelbloedig haast, een abortuskliniek.
De dagen bedenktijd die ik verplicht kreeg, vond ik vervelend; ik wilde alleen maar dat het zo snel mogelijk voorbij zou zijn. Ik heb er niemand iets over verteld, bang dat ik lastige vragen zou krijgen. En voor mij was het simpel: ik wilde dit niet.
Later heb ik er nog regelmatig aan teruggedacht. Zou ik net zo hebben gehandeld als er een serieuze geliefde in beeld was geweest, die het kind wel wilde? Misschien niet.
Maar de vader was Australiër, wiens pad ik slechts een week gekruist had. Ik had niet eens een adres. En een alleenstaande moeder worden, dat leek me veel te zwaar. Dus de keuze was simpel.
Toch heb ik het na de abortus moeilijk gehad. Ik voelde me schuldig jegens het kindje. Een baby hoort welkom te zijn, met liefde omringd te worden. Daarom meldde ik me aan voor een sterilisatie. Maar de gynaecoloog wilde me niet helpen, net zomin als de tweede bij wie ik kwam. Ze vonden me nog te jong en op dat moment niet in staat zo’n ingrijpende beslissing te nemen.
Ik was teleurgesteld, maar accepteerde hun vonnis. Daarna heb ik altijd zowel een spiraaltje gehad als de pil geslikt. Ik wist dat ik absoluut niet nogmaals hetzelfde proces wilde doormaken. Maar moeder worden, dat stond ook zo ver van me af.
En dat terwijl steeds meer vriendinnen van mij kinderen kregen. Telkens als ik thuiskwam van mijn reizen vond ik geboortekaartjes op mijn mat.
Toen al vond ik het heerlijk om bij hen over de vloer te komen, te proeven van de sfeer van een gezin. Ik kon eindeloos met een baby op schoot zitten en genieten van de kirgeluidjes die ze maakten. En de verliefde blikken van een moeder naar haar kind, die konden me erg ontroeren. Maar voor mezelf: nee.
Ik had het idee dat het absoluut niet bij me paste. De enorme verantwoordelijkheid leek me benauwend. En het dagelijks leven, de regelmaat, de voorspelbaarheid: ook dat. Ik wilde elke morgen wakker worden en zelf bepalen wat ik ging doen, zonder dat iemand mij daarin beperkte.
Toch begon het vele reizen zijn glans te verliezen. Alle mooie stranden, elke magische zonsondergang: als je er te veel ziet, gaan ze allemaal op elkaar lijken. Ik had er ook genoeg van om altijd uit mijn koffer leven.
Ik vond een baan in Nederland die heel goed bij me paste: in plaats van reizen te begeleiden ging ik ze voortaan opzetten. Ik werd voor het eerst echt verliefd, tot over mijn oren: op mijn baas.
Toen wij gingen samenwonen waren al mijn vriendinnen verwonderd. ‘Je wordt burgerlijk!’ grapten ze. Sommigen voorspelden ik dat nu vast ook snel naar een kindje zou gaan verlangen. Ik lachte dan hard, riep dat dit echt niet zou gebeuren.
Toch was ik blij dat de sterilisatie indertijd niet had plaatsgevonden. Nu lagen alle wegen nog open, iets dat ik immers zo belangrijk vond. Maar het moedergevoel kwam niet. Geen rammelende eierstokken, geen verlangende blikken als ik babykleertjes in winkels zag hangen.
Toen ik de achtendertig naderde hebben mijn vriend en ik het er uitgebreid over gehad. Nu kon het nog – als het ons gegeven was tenminste. Moesten we er niet voor gaan? We hebben er veel over gesproken, het goed afgewogen: maar beiden twijfelden we te erg.
Het verlangen was niet sterk genoeg aanwezig, het zou een rationele beslissing worden. Zakelijk bijna. En argumenten als ‘dan zijn we later tenminste niet alleen’ vonden we beiden echt niet voldoende, en niet eerlijk. Ook de praktische invulling zou niet eenvoudig worden.
Mijn vriend, een enorme workaholic, wilde geen werktijd inleveren, daar was hij open over. Het grootste deel van de zorg zou dus op mij neerkomen. En nee, daarvoor wilde ik het toch ook niet graag genoeg. Nog twee jaar heb ik de kans om me te bedenken open gelaten, maar op mijn veertigste heb ik mij laten steriliseren. Vol overtuiging.
Die overtuiging die ik toen had, daar probeer ik mij nu vaak aan vast te houden. Het was een weloverwogen keuze dus ik zou er nu vrede mee moeten hebben. Met mijn verstand weet ik dat, en volg ik dat. Maar mijn gevoel zegt wat anders.
Sinds een paar jaar heb ik er veel spijt van dat ik nooit moeder ben worden. Ik mis de onvoorwaardelijke band die ik me voorstel tussen moeder en kind. De verliefde blikken die moeder op hun kroost werpen, verscheuren tegenwoordig mijn hart.
Mogelijk zou alles heel anders zijn geweest als mijn vriend nog leefde. Dan hadden wij samen ons vrije, heerlijke leven kunnen voortzetten. Hard werken, maar ook genieten, op en top en heel intens. Maar hij is vijf jaar geleden overleden. Een hartaanval.
Het eerste jaar was ik verpletterd door zijn dood. Ik had geen idee hoe ik door moest gaan. Ik vond mezelf terug tijdens een lange reis in Nepal. Maar terwijl ik daar iets van mijn oude levenslust terugkreeg, dook de gedachte die me nu dagelijks kwelt voor het eerst op. Dat als wij samen een kind hadden gehad, ik tenminste nog iets van hem had gehad.
Maar dat was het niet alleen. Met een kind had ik ook een concrete toekomst gehad. Dan had ik getuige mogen zijn van een leven dat zich ontwikkelt, dat telkens weer verrast. Als moeder zou ik mezelf niet elke dag opnieuw hoeven uit te vinden. Niet elke dag weer zelf een invulling hoeven te bedenken.
Dat wat ik altijd als hoogste goed had gezien, mijn vrijheid, begon me nu te benauwen, en te veranderen in gemis en leegte. Ik mis onvoorwaardelijke verbondenheid met een kind. Daar zou ik mezelf nu graag voor wegcijferen. Maar het is te laat. Daar kan ik bij vlagen erg verdrietig om zijn.
Ik blijf wel nuchter: het heeft geen zin het verleden te willen herschrijven. Dat gaat niet, dat kan niet, ik heb hier zelf voor gekozen. Ik ken en begrijp mijn redenen heel goed. Het heeft dus geen zin om mezelf zielig te vinden. Maar de voordelen van geen kinderen hebben – die mijn vriendinnen altijd trouw voor me opsommen als ik mijn gevoelens met hen deel – zie ik eerlijk gezegd niet meer. Ik vind het vooral eenzaam.
Maar ik heb een goed leven en daar probeer ik dankbaar en tevreden mee te zijn. Meestal lukt me dat. Ik weet me omringd door veel vrienden en familie die veel van me houden. Bij hen geniet ik van het gezinsleven, zoals bij Mieke in Antwerpen; gelukkig zonder rancune of jaloezie.
En wie weet, tref ik op een dag een nieuwe partner van wie ik opnieuw veel ga houden. Als hij kinderen heeft zou ik dat alleen maar toejuichen, dat lijkt me heel gezellig. Misschien kan ik op die manier ooit nog oma worden. En zo toch nog een baby vasthouden die een beetje bij mij hoort.”
Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in
- Getty Images