José Rozenbroek is bladenmaker, journalist en coach. Elke maand schrijft ze in Nouveau over haar drukke leven met dochters, vrienden en werk.
In het vliegtuig naar NY zit ik tussen twee vreemden ingeklemd. Ik haat ze bij voorbaat, licht claustrofobisch als ik ben. Ik trek mijn vest uit, prop het in de tas aan mijn voeten. ‘Zen, zen, zen’, spreek ik mijzelf kalmerend toe. Rechts van mij zit een stevige vrouw die me vriendelijk toeknikt. Links van mij een man. Niet onaantrekkelijk, registreer ik vluchtig voordat ik mijn laptop openklap. Af en toe roept hij iets naar zijn kinderen die achter hem zitten. Mijn haat vervliegt. We raken aan de praat. Hij is advocaat, heeft Nederlandse roots en deze vakantie heeft hij zijn kinderen het land van zijn voorvaders laten zien. We hebben het over mijn werk, zijn werk, over het leven hier en daar. Natuurlijk blijken we een wederzijdse kennis te hebben - de wereld is klein. Als de captain omroept: 'Cabin crew, take your seats', schuift hij me zijn kaartje toe. Als ik deze week wat wil drinken?
Diezelfde middag stuur ik hem een app. Ik ben een paar dagen alleen in deze immense stad en dan is een afspraakje met een vriendelijke vreemdeling verleidelijk. Hij reageert direct: ‘Do you coffee or cocktail?’ ‘Cocktail sounds good’, app ik terug.
De volgende dag stuurt hij me een adres. Het blijkt een zogenaamde speakeasy; zo werden de ‘fluisterbars’ genoemd die tijdens de drooglegging illegale drank schonken. De Bathtub Gin blijkt verscholen achter een aftandse koffieshop. Als ik binnenkom, wordt me naar de naam van de gentleman gevraagd met wie ik heb afgesproken. Dan gaat er een onopvallende deur open en sta ik opeens in een schemerige, lawaaierige tent met houten lambriseringen en jazzy muziek.
Hij is er al. We worden naar een tafeltje in een hoek geloodst en bestellen gin & tonics en wat hapjes. Zijn jasje gaat uit. Mijn jasje gaat uit. De muziek is hard, met onze hoofden dicht bij elkaar praten we en lachen we. Ik voel mijn hart kloppen. Net als we op het punt staan nog een gin & tonic te bestellen, wordt ons vriendelijk gevraagd het veld te ruimen voor de volgende reservering.
Als we op straat staan, trekt hij me een pizzatent in, waar we staande aan een morsig tafeltje een slice met pepperoni verorberen. Terwijl een paar zwarte jongens vanonder hun hoodies stuurs toekijken, zoenen we elkaar. Even later lopen we, mijn hand in zijn hand, door de straten van New York, op weg naar mijn appartement.